Spring naar inhoud

Deelnemers een goed inzicht geven in hun pensioen

Deelnemers een goed inzicht geven in hun pensioen

We vinden het belangrijk dat onze deelnemers zich bewust zijn van hun pensioensituatie. En dat ze weten hoe we voor een zo goed mogelijk pensioen zorgen. Bewustwording start met goede communicatie. Daar besteden we dan ook veel aandacht aan. We communiceren ook over de Wet toekomst pensioenen, want die brengt veel veranderingen met zich mee. Hieronder beschrijven we wat er in 2023 voor de deelnemers veranderde in de pensioenregeling. Ook geven we inzicht in ons financieel beleid en wat daarvan het resultaat was.

​1.1 Kenmerken van de pensioenregeling

Onze pensioenregeling is een voorwaardelijk geïndexeerde middelloonregeling. 

In 2023 waren er enkele wijzigingen in de pensioenregeling. Op verzoek van de werkgever is de lijst met toeslagen, die als pensioengevende onderdelen van het salaris zijn aangemerkt, geactualiseerd.

Ook pasten we - zoals elk jaar - de franchise, het maximaal pensioengevend salaris en de factoren behorende bij de flexibiliseringsmogelijkheden aan. De franchise steeg van 14.874 euro naar 16.322 euro. Het maximaal pensioengevend salaris ging van 114.866 euro naar 128.810 euro. 

Meer informatie over onze pensioenregeling staat op onze website: www.uwvpensioen.nl. 

​1.2 Financieel beleid

Ons financieel beleid heeft drie pijlers: het premiebeleid, het beleggingsbeleid en het beleid voor het verhogen en verlagen van pensioenen. Ons financieel beleid is afgestemd op onze risicohouding, die we samen met de cao-partijen bepalen. We toetsen ons financieel beleid elk jaar met de haalbaarheidstoets. DNB schrijft dit voor. Zie paragraaf 3.3.3 voor onze risicohouding en de uitkomst van de haalbaarheidstoets.

In 2023 toetsten we de evenwichtigheid van ons financieel beleid met een Asset Liability Management-studie (ALM- studie). We beoordeelden het premiebeleid, het beleggingsbeleid en ons beleid voor het verhogen en verlagen van pensioenen in samenhang. We keken per leeftijdsgroep naar de uitwerking van ons financieel beleid op de pensioenresultaten. Dit deden we voor deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden. De ALM-studie richtte zich op het huidige pensioenstelsel. Daarnaast is het belangrijk om rekening te houden met de overgang naar het nieuwe pensioenstelsel. We keken naar een periode van vijf jaar – als de periode tot de overgang naar een nieuw pensioenstelsel – en vijftien jaar vooruit. Van tevoren besloten we: als het verschil tussen de leeftijdsgroepen meer dan 5 procent is, heroverwegen we de beleidsvarianten. Het uitgangspunt voor een evenwichtige belangenafweging bij het beoordelen van alternatieve beleidsvarianten is het pensioenresultaat, met als doel om te bepalen of er geen groepen deelnemers zijn die onevenredig benadeeld worden of resultaten van groepen ten koste gaan van andere groepen deelnemers. De resultaten van de ALM-studie bleven ruim binnen deze marge. We beschouwen daarom de totale financiële opzet van ons pensioenfonds als evenwichtig. Ons beleid is dat we elke drie jaar ons financieel beleid toetsen. In 2026 voeren we daarom weer een nieuwe ALM-studie uit.

1.2.1 Premiebeleid

​1.2.1 Premiebeleid

Ons premiebeleid staat beschreven in onze actuariële en bedrijfstechnische nota (Abtn) en wijzigde niet in 2023. De Abtn staat op onze website. 

Premiebesluit

In 2023 was de premie 22,7 procent. Deze premie is opgenomen in de cao van UWV. Daarmee konden we het maximale opbouwpercentage van 1,738 procent financieren. Om ook in 2024 het maximale opbouwpercentage van 1,738 procent te behouden, stelde het bestuur de kostendekkende premie voor 2024 vast op 22,9 procent. In december 2023 stemden de cao-partijen ermee in eenmalig deze verhoogde premie te betalen.

Premie-egalisatiereserve

Eind 2022 was de premie-egalisatiereserve nul. De feitelijke premie 2023 was ex-ante gelijk aan de gedempte kostendekkende premie 2023. Daardoor vond in 2023 geen toevoeging of onttrekking aan de premie- egalisatiereserve plaats. Eind 2023 was de reserve dus nog steeds nul.

1.2.2 Beleid verhogen en verlagen pensioenen

​1.2.2 Beleid verhogen en verlagen pensioenen

Wij hanteren een voorwaardelijke toeslagverlening. Ons beleid voor het verhogen en verlagen van pensioenen staat in onze Abtn. De Abtn staat op onze website.

Verhoging per 1 januari 2023

Op 1 juli 2022 trad een algemene maatregel van bestuur (AMvB) in werking. Deze AMvB gaf pensioenfondsen onder voorwaarden de mogelijkheid om besluiten te nemen voor toeslagen die betrekking hebben op de jaren 2022 en 2023. Pensioenfondsen waren daardoor in staat om toeslag te verlenen bij een beleidsdekkingsgraad van 105 procent, als werd voldaan aan de gestelde voorwaarden. Daarbij moest worden onderbouwd of een dergelijk toeslagbesluit past in een evenwichtige besluitvorming, ook vooruitlopend op de transitie naar het nieuwe pensioenstelsel. In december 2022 besloot het bestuur gebruik te maken van de AMvB en de pensioenen per 1 januari 2023 maximaal te verhogen. De opgebouwde aanspraken van actieve deelnemers zijn per 1 januari 2023 verhoogd met 2,7 procent (de maximale toeslag gebaseerd op de cao-loonontwikkeling van 1 oktober 2021 tot en met 30 september 2022). De ingegane pensioenen en premievrije aanspraken zijn per 1 januari 2023 met 7,5 procent verhoogd (de maximale toeslag volgens het reglement gebaseerd op de consumenten prijsindex afgeleid (CPI-afgeleid), welke lag op 17,16 procent).

De oorspronkelijke AMvB is per 1 januari 2023 komen te vervallen. Op 12 april 2023 is echter een nieuwe AMvB aangenomen, waarmee de versoepelde regels zijn verlengd. In december 2023 besloot het bestuur nogmaals gebruik te maken van de AMvB. Dit keer werden de opgebouwde aanspraken van actieve deelnemers met ingang van 1 januari 2024 met 6,5 procent verhoogd. Dit is de maximale toeslag gebaseerd op de cao-loonontwikkeling van 1 oktober 2022 tot en met 30 september 2023. Helaas konden de ingegane pensioenen en premievrije aanspraken per 1 januari 2024 niet worden verhoogd. Over deze periode is de CPI-afgeleid -1,4 procent. Volgens het beleid van het pensioenfonds is een negatieve verhoging echter niet mogelijk, waardoor is besloten om het percentage op 0 procent te stellen.

We hebben goed gekeken of dit besluit vanuit het belang van alle groepen van het pensioenfonds is genomen (iedereen die werkt en dus pensioen opbouwt, gepensioneerden, oud-medewerkers die nog niet met pensioen zijn, overige groepen). We keken ook naar hoe dit besluit aansluit bij de verhogingen die we per 1 januari 2022 en 1 januari 2023 hebben gedaan. Toen maakten we namelijk ook gebruik van de versoepelde regels voor het verhogen van pensioen via de AMvB. Een voorwaarde voor het gebruik maken van de AMvB is dat cao-partijen hebben aangeven dat zij van plan zijn om de al opgebouwde pensioenaanspraken over te brengen naar het nieuwe pensioenstelsel. Dit wordt invaren genoemd. In december 2022 is dit voornemen uitgesproken.

Voor actieve en inactieve deelnemers worden verschillende toeslagmaatstaven gehanteerd, respectievelijk de cao-loonontwikkeling en de CPI afgeleid. Hierdoor ontstaan verschillen in de hoogte van de indexatie. Het verschil tussen actieve deelnemers en inactieve deelnemers is een punt van aandacht voor het bestuur. Het lijkt daardoor alsof niet alle groepen evenveel krijgen. Het bestuur heeft de jaren 2022 en 2023 echter ook meegewogen. Toen waren de verhoudingen andersom. De inactieve deelnemers kregen toen juist meer verhoging dan de actieve deelnemers.

Bij het indexatiebesluit houden we ook rekening met de financiële positie van het fonds. Door de verhoging nemen de verplichtingen toe. Daardoor neemt de dekkingsgraad van het fonds af. Er is dan minder vermogen te verdelen op het moment dat we overgaan naar de nieuwe regeling. Het bestuur wil voldoende financiële middelen over houden voor een beheerste overgang naar het nieuwe pensioenstelsel. 

Het directe effect op de dekkingsgraad van de verhoging per 1 januari 2024 is circa -3,5 procent. Ondanks de verhoging voor actieve deelnemers blijft de dekkingsgraad boven de vereiste dekkingsgraad van het fonds. Het bestuur heeft in de overwegingen bij het besluit meegenomen dat er voldoende financiële middelen moeten overblijven voor de overgang naar de nieuwe regels voor pensioen. En dat er een kans is dat we ook in 2025 en 2026 de pensioenen kunnen verhogen. De kans daarop wordt wel kleiner doordat de dekkingsgraad door deze verhoging lager wordt. Ook de kans op een verlaging van de pensioenen in de toekomst neemt automatisch iets toe.

Onvoorwaardelijke pensioenverhoging

Voor de ex-Cadans-deelnemers geldt een uitzondering. Dit zijn deelnemers met een ingegaan pensioen of premievrij recht van vóór 1996. Deze groep heeft recht op een onvoorwaardelijke pensioenverhoging gebaseerd op de CPI-afgeleid. De werkgever financiert deze onvoorwaardelijke pensioenverhoging. De CPI-afgeleid komt uit op -1,4 procent. Volgens het beleid van het pensioenfonds is een negatieve verhoging voor deze deelnemers niet mogelijk, waardoor is besloten om het percentage per 1 januari 2024 op 0 procent te stellen.

1.2.3 Beleggingsbeleid

​1.2.3 Beleggingsbeleid

Ons beleggingsbeleid lichten we in paragraaf 2.1 toe. Daar besteden we aandacht aan ons strategisch beleid, de samenstelling van onze beleggingsportefeuille, maatschappelijk verantwoord beleggen en de beleggingsrendementen in 2023.

​1.3 Financiële positie en financiële resultaten

1.3.1. Dekkingsgraad

​1.3.1. Dekkingsgraad

De dekkingsgraad geeft aan hoe we er financieel voorstaan. Het bestuur baseert zijn beleid op de beleidsdekkingsgraad. De beleidsdekkingsgraad is het gemiddelde van de actuele dekkingsgraden van de laatste twaalf maanden. Op 31 december 2023 was onze beleidsdekkingsgraad 121,2 procent (op 31 december 2022: 120,2 procent).

In 2023 daalde de actuele dekkingsgraad van 118,0 procent naar 116,6 procent. De tabel hieronder toont de ontwikkeling van de actuele dekkingsgraad en van de beleidsdekkingsgraad in 2023.

Ontwikkeling van de dekkingsgraad Actuele dekkingsgraad Beleidsdekkingsgraad
dec-22 118,00% 120,20%
jan-23 118,60% 120,90%
feb-23 121,60% 121,70%
mrt-23 119,30% 122,00%
apr-23 119,40% 121,80%
mei-23 120,40% 121,70%
jun-23 120,60% 121,50%
jul-23 123,10% 121,70%
aug-23 123,00% 121,40%
sep-23 125,40% 121,40%
okt-23 123,90% 121,40%
nov-23 122,90% 121,40%
dec-23 116,60% 121,20%

Naast de actuele dekkingsgraad en de beleidsdekkingsgraad bepalen we elk kwartaal de vereiste dekkingsgraad. Dit is de dekkingsgraad die we moeten hebben om tegenslagen op te kunnen vangen. Eind 2023 was onze vereiste dekkingsgraad 116,9 procent (2022: 117,1 procent). In de risicoparagraaf van de jaarrekening (paragraaf 7.4.3) staat hoe we de vereiste dekkingsgraad berekenen.

Aan het eind van elk jaar berekenen we onze minimaal vereiste dekkingsgraad. Dit is de minimale dekkingsgraad die we van De Nederlandse Bank (DNB) moeten hebben. Eind 2023 was onze minimaal vereiste dekkingsgraad 104,2 procent (2022: 104,2 procent). De actuele dekkingsgraad en de beleidsdekkingsgraad waren eind 2023 hoger dan de minimaal vereiste en de vereiste dekkingsgraad.

Rol en bevindingen van de certificerend actuaris

De certificerend actuaris stelt elk jaar vast of we voldoen aan de eisen van de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De belangrijkste bevindingen van de certificerend actuaris zijn:

  • De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. 
  • Het eigen vermogen is lager dan het wettelijk vereist eigen vermogen.
  • De beleidsdekkingsgraad op balansdatum is hoger dan de vereiste dekkingsgraad.
  • Omdat het aanwezige eigen vermogen hoger is dan het vereist eigen vermogen, is de vermogenspositie op de balansdatum voldoende. Daarbij moet worden opgemerkt dat de mogelijkheden tot het verlenen van toeslagen bij deze vermogenspositie beperkt zijn.

Oordeel van de certificerend actuaris over de financiële positie

In de actuariële verklaring oordeelt de certificerend actuaris dat we voldoen aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet.

1.3.2 Financiële resultaten 2023

​1.3.2 Financiële resultaten 2023

De tabel hieronder laat zien welke factoren het eigen vermogen, en dus de actuele dekkingsgraad, beïnvloedden en in welke mate.

    Eigen vermogen Actuele dekkingsgraad
    2023 2022 2023 2022
Stand 1 januari (bedragen x 1 miljoen euro)    1.197,40   968,60  118,0% 111,4%
Premieresultaat    72,20   47,80- 0,5% -0,9%
Resultaat wijzigingen rentetermijnstructuur (RTS)    248,20-  2.523,20  -4,1% 40,0%
Beleggingsresultaat (inclusief renteafdekking)    417,80   1.676,90- 5,4% -25,3%
Resultaat wijziging grondslagen    14,10-  66,10- -0,2% -1,2%
Resultaat toeslagverlening    199,30-  513,50- -3,5% -6,2%
Overige resultaten    11,80-  9,90  0,5% 0,2%
Stand 31 december    1.214,00   1.197,40  116,6% 118,0%

Hieronder lichten we de verschillende resultaten verder toe.

Premieresultaat (bedragen x 1 miljoen euro) 2023 2022
Premiebijdragen 284,1 254,2
Pensioenopbouw -211,9 -302
Premieresultaat 72,2 -47,8

De feitelijke premie is de totale premie die de werkgever en de werknemers betaalden. Het premieresultaat is de feitelijke premie min de directe en toekomstige kosten in de premie en min de actuariële kostprijs van de pensioenopbouw. Het voor de tijdsevenredige opbouw van de pensioenaanspraken benodigde bedrag is gebaseerd op de rentetermijnstructuur per 31 december 2022. Aangezien de rentetermijnstructuur hoger ligt dan de gehanteerde verwachte rendementscurve, is in 2023 het premieresultaat 72,2 miljoen euro positief met een positief effect op de dekkingsgraad van 0,5 procentpunt (2022: -47,8 miljoen euro en -0,9 procentpunt).

Premiedekkingsgraad
De premiedekkingsgraad geeft aan hoe de ontvangen premie zich verhoudt tot de inkoopkosten van de nieuwe pensioenopbouw in het betreffende jaar. De premiedekkingsgraad geeft ook aan of de ontvangen premie voldoende is voor de kosten van de nieuwe pensioenopbouw. De pensioenopbouw wordt gewaardeerd op basis van de voorgeschreven rentetermijnstructuur. Dat maakt dat de premiedekkingsgraad rentegevoelig is. In 2023 was de premiedekkingsgraad 133,9 procent (2022: 84,3 procent).

Hoogte premies
In de tabel hieronder staan de feitelijke premie, de gedempte kostendekkende premie en de zuiver kostendekkende premie. De feitelijke premie moet minimaal gelijk zijn aan de van tevoren vastgestelde benodigde gedempte kostendekkende premie. Met andere woorden: op het moment dat het bestuur de benodigde premie vaststelt, moet deze, naar beste inschatting, kostendekkend zijn. Achteraf kan het zo zijn dat de ontvangen feitelijke premie lager is dan de berekende gedempte kostendekkende premie. De belangrijkste oorzaken zijn een andere samenstelling van het deelnemersbestand en/of een andere verhouding tussen de pensioengrondslagsom en de pensioensalarissom. In het boekjaar valt de feitelijk ontvangen premie net iets lager uit dan de gedempte kostendekkende premie en daarmee is de feitelijke premie achteraf bezien niet kostendekkend. Bij de ex-ante vaststelling van de premie 2023 was de feitelijke premie wel hoger dan de gedempte kostendekkende premie en daarmee was op voorhand wel sprake van een kostendekkende premie op basis van de beste informatie en veronderstellingen op dat moment.

Premieresultaat (bedragen x 1 miljoen euro) 2023 2022
Zuiver kostendekkende premie 253,6 355,2
Feitelijke premie 289,2 261,7
Gedempte kostendekkende premie 289,2 259,8

In paragraaf 7.4.7 van de jaarrekening staat een toelichting.

Resultaat wijzigingen rentetermijnstructuur (RTS)

We waarderen de voorziening pensioenverplichtingen met de rentetermijnstructuur (RTS), die maandelijks wordt gepubliceerd door DNB. De RTS verandert voortdurend, wat invloed heeft op de hoogte van de voorziening. Een hogere RTS leidt tot een lagere voorziening. Eind 2023 was de gemiddelde RTS 2,35 procent (2022: 2,64 procent). De voorziening pensioenverplichtingen steeg met 248,2 miljoen door deze daling van de RTS en aanpassing van de UFR-methodiek aan het begin van 2023 (stijging van 265,4 miljoen -/- daling van 17,2 miljoen). Hierdoor daalde de dekkingsgraad met 4,1 procentpunt. In 2022 daalden de verplichtingen nog met 2.523,2 miljoen, wat een verhogend effect had op de dekkingsgraad van 40,0 procentpunt. 

Effect beleggingsresultaat (inclusief renteafdekking)

Beleggingsresultaat (bedragen x 1 miljoen euro) 2023 2022
Beleggingsresultaten  634,7   1.721,2-
(direct en indirect, na aftrek kosten vermogensbeheer)    
Rentetoevoeging voorziening pensioenverplichtingen  216,9-  44,3 
Beleggingsresultaat  417,8   1.676,9-

In 2023 was het beleggingsresultaat 417,8 miljoen euro positief. Dit had een positief effect van 5,4 procentpunt op de dekkingsgraad (2022: 1.676,9 miljoen euro negatief en -25,3 procentpunt). In paragraaf 2.1.4 staat een toelichting op het beleggingsresultaat.

Effect wijziging grondslagen

De Technische Voorziening (TV) voor risico fonds is bepaald met overlevingskansen op basis van de AG-Prognosetafel 2022. In 2022 pasten we deze tafels aan met de fondsspecifieke ervaringssterfte binnen onze populatie. Door het toepassen van de AG-Prognosetafel 2022 hanteert het pensioenfonds de meest recente inzichten over de Nederlandse bevolkingssterfte en houdt het rekening met de voorzienbare trend in de overlevingskansen. In 2024 worden deze conform het beleid van het pensioenfonds opnieuw onderzocht.

In 2023 verhoogden we de opslag voor toekomstige uitvoeringskosten van 2,4 procent naar 2,6 procent. Mede door deze aanpassing stegen de pensioenverplichtingen met 14,1 miljoen euro en daalde de dekkingsgraad met 0,2 procentpunt. In 2022 was het effect van aanpassingen van de waarderingsgrondslagen 66,1 miljoen euro negatief en -1,2 procentpunt.

Een uitgebreide toelichting op het effect van de wijzigingen van de grondslagen staat in paragraaf 7.4.3 bij punt 7 van de jaarrekening.

Resultaat toeslagverlening

Het bestuur besloot de pensioenen van de actieve deelnemers te verhogen per 1 januari 2024 (zie paragraaf 1.2.2). Hierdoor stegen de pensioenverplichtingen in 2023 met 199,3 miljoen euro en daalde de dekkingsgraad met 3,5 procentpunt.

​1.4 Pensioencommunicatie

Pensioenfonds UWV wil vertrouwen uitstralen. Met onze communicatie willen we al onze deelnemers inzicht in hun pensioensituatie én handelingsperspectief geven. De wettelijk verplichte communicatie is voor ons een échte ondergrens.

Net als in de jaren hiervoor zijn we op weg naar een nieuwe pensioenregeling in het kader van de Wet toekomst pensioenen (Wtp). Terwijl er ook in 2023 hard is gewerkt aan het project, beperkten we ons in de communicatie tot informatie over het proces om tot een nieuwe pensioenregeling te komen. Zolang we niet weten hoe de nieuwe regeling er precies uitziet, kunnen we onze (gewezen) deelnemers en gepensioneerden nog niet informeren over de persoonlijke gevolgen. Het bleef dus bij procesinformatie en dat zal voor een groot deel van 2024 ook nog gelden. Pas daarna verwachten we meer in detail te kunnen vertellen over de nieuwe pensioenregeling. Via de themapagina op onze website houden we iedereen op de hoogte van de laatste ontwikkelingen.

Keuzebegeleiding is een onderwerp waar we in 2023 al mee van start zijn gegaan. Per 1 juli 2023 ging de Wtp in. Keuzebegeleiding is een onderdeel van die wet waaraan we in 2023 direct moesten voldoen. Het is een wettelijke verplichting die van ons eist dat we deelnemers begeleiden in het maken van een keuze. Daarvoor hebben we in de eerste helft van 2023 de nodige aanpassingen gedaan in de pensioenplanner, procesbrieven en bij de pensioendesk. We voldeden per 1 juli 2023 dan ook aan de vereisten voor keuzebegeleiding. Vervolgens hebben we een project opgestart waarin we alle keuzemomenten hebben gedefinieerd en bekeken. We kwamen tot de conclusie dat we voor de huidige pensioenregeling geen grote toevoegingen zullen doen in het kader van keuzebegeleiding, tenzij we met minimale aanpassingen een positief effect kunnen bereiken. Zodra duidelijk is hoe de nieuwe pensioenregeling eruit ziet, herijken we de keuzemomenten en bepalen we onze ambitie voor de keuzebegeleiding daarbij.

In 2023 startten we met een nieuwe werkwijze voor het toetsen van de klanttevredenheid van onze deelnemers en gepensioneerden. In plaats van een grootschalig kwantitatief onderzoek onder alle doelgroepen toetsten we de klanttevredenheid per klantreis. In 2023 was dat de (grootste) klantreis: ‘met pensioen gaan’. In 2024 voegen we daar de klantreizen ‘ik heb een klacht’, ‘ik kom in dienst’, ‘ik ga uit dienst’ en ‘ik ben arbeidsongeschikt’ aan toe. Alle resultaten worden verwerkt in een klantbelevingsmonitor.

Tijdens de Pensioen3Daagse in november wonnen we de Pensioenwegwijzer 2023 (juryprijs) met onze campagne over partnerpensioen uit 2022. Een mooie waardering voor een succesvolle campagne waarin we gedragswetenschappelijke inzichten inzetten om specifieke doelgroepen te bereiken.

1.4.1 Ons communicatiebeleid

​1.4.1 Ons communicatiebeleid

Ons meerjarig communicatiebeleidsplan 2021-2023 is gebaseerd op vijf strategische uitgangspunten:

     A. doelgroepgerichte communicatie;
     B. verdere digitalisering;
     C. eenvoudig en actief taalgebruik;
     D. samenwerken met de werkgever;
     E. onderzoek en evaluatie.

Vanuit de strategische uitgangspunten formuleerden we twee strategische doelen: handelingsperspectief en relatie.

Handelingsperspectief

We willen dat onze deelnemers handelingen zien die ze zelf kunnen uitvoeren: ze hebben inzicht in hun pensioen en komen in actie als dat nodig is.

Hierbij horen de volgende tactische doelen:

  • het inzicht in de eigen pensioensituatie vergroten;
  • het inzicht in pensioenkeuzes en acties die de deelnemer kan doen vergroten;
  • aanzetten tot actie als de deelnemer dit zelf nodig vindt.

Relatie

We willen dat onze deelnemers een sterke relatie hebben met Pensioenfonds UWV. Dat ze ook voor ons pensioenfonds kiezen als ze de vrije keuze hebben.

Hierbij horen de volgende tactische doelen:

  • onze bereikbaarheid vergroten;
  • een bijdrage leveren aan meer tevredenheid;
  • een bijdrage leveren aan meer vertrouwen.

1.4.2 Klachten, geschillen en bezwaren

​1.4.2 Klachten, geschillen en bezwaren

Alle (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden kunnen klachten of geschillen bij ons melden. Informatie over de klachten- en geschillenregeling staat op onze website: www.uwvpensioen.nl. 

We hebben bijna 60.000 (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden. In 2023 ontvingen we 170 klachten en geschillen. De meeste klachten kwamen telefonisch binnen. We kregen 131 schriftelijke klachten. In 97 van deze gevallen betrof het pro-forma bezwaren tegen invaren. Voor 5 van de 170 klachten is na afhandeling van de klacht een beroep ingediend bij de commissie van beroep (vervolgklacht).

De klachten en geschillen gingen over de volgende onderwerpen:

Rubrieken klachten Schriftelijke klachten Telefonische klachten Totaal aantal klachten Geschillen bij de CvB
Service en klantgericht 0 0 0 0
Behandelingsduur 0 4 4 0
Informatieverstrekking 6 8 14 0
Deelnemersportaal 0 0 0 0
Keuzebegeleiding 0 0 0 0
Pensioenberekening en -betaling 10 14 24 4
Registratiewerknemersgegevens/datakwaliteit 0 0 0 0
Toepassing wet- en regelgeving: algemeen 5 1 6 0
Toepassing wet- en regelgeving: invaren, transitie 101 4 105 0
Financiële situatie 9 6 15 1
Duurzaamheid 0 0 0 0
Overig 0 2 2 0
Totaal 131 39 170 5

Voor het totaal aantal klachten is gekeken naar de klachten die in 2023 zijn afgehandeld. De telwijze hiervoor is in 2023 gewijzigd. Wanneer een deelnemer nog een schriftelijke of telefonische klacht over hetzelfde onderwerp indient, wordt de klacht als één klacht geteld. Het eerdere klachtenproces wordt voortgezet. Voor 16 klachten is dit het geval. In 2022 werden alle klachten afzonderlijk geteld.

Vanaf 2023 kan een deelnemer alleen een beroep instellen nadat een klacht is ingediend. Sinds 1 juli 2023 wordt de term geschillen gereserveerd voor klachten die intern niet zijn opgelost en worden voorgelegd aan de Ombudsman Pensioenen, een externe geschilleninstantie of de burgerlijke rechter (zie de paragraaf Gedragslijn Goed Omgaan met klachten van de Pensioenfederatie). De klacht telt zowel mee in het aantal klachten als beroepszaken bij de commissie van beroep.

We handelden bijna alle klachten binnen de termijn van twintig dagen af. Een aantal keer lukte dat niet en informeerden wij de deelnemer of pensioengerechtigde dat we meer tijd nodig hadden.

Gedragslijn Goed omgaan met klachten

De gedragslijn Goed omgaan met klachten helpt pensioenfondsen om op een deelnemersvriendelijke, transparante en eenduidige manier met klachten om te gaan. Door deze gedragslijn te volgen, kunnen we onze dienstverlening verbeteren en het perspectief van de deelnemer centraal stellen.

In 2023 is de mogelijkheid geboden aan deelnemers die telefonisch een klacht hebben ingediend, deel te nemen aan een klanttevredenheidsonderzoek. Helaas was de respons laag, waardoor het onderzoek niet representatief is. In 2024 willen we een nieuwe meting houden.

Verbeteringen dankzij klachten

Dankzij klachten en geschillen kunnen we onze dienstverlening verbeteren. Voorbeeld hiervan is: met het digitaliseren van de pensioenaanvraag wordt bij uitruil niet alleen het hogere ouderdomspensioen vermeld, maar ook het lagere partnerpensioen. De pensioenaanvraag is hierop aangepast.

In 2023 hebben we de samenstelling van de commissie van beroep aangepast om meer bestuurlijke betrokkenheid te garanderen. De klachtenprocedure is tevens aangepast. 

​1.5 Externe ontwikkelingen

Ook in 2023 was de toekomst van het pensioenstelsel een belangrijk onderwerp. In deze paragraaf noemen we de belangrijkste ontwikkelingen.

1.5.1 Wet toekomst pensioenen

​1.5.1 Wet toekomst pensioenen

Per 1 juli 2023 is de Wet toekomst pensioenen (Wtp) in werking getreden. De overgang naar het nieuwe pensioenstelsel is de grootste en meest ingrijpende hervorming uit de geschiedenis van het Nederlandse pensioenstelsel. De overgang raakt alle onderdelen van onze pensioendienstverlening, waaronder onze pensioenadministratie en -systemen, het vermogensbeheer en de communicatie met onze deelnemers.

De uiterste implementatiedatum van de Wtp is een jaar naar achteren geschoven. Uiterlijk 1 januari 2028 moeten cao-partijen en pensioenfondsen de pensioenregeling hebben aangepast aan de nieuwe wettelijke eisen. Nieuwe pensioenopbouw kan dan alleen plaatsvinden volgens de nieuwe wetgeving. Om de huidige pensioenen mee te nemen naar de nieuwe pensioenregeling (het zogenaamde ‘invaren’), is een verzoek van onze cao-partijen aan het pensioenfonds nodig. Op basis van de huidige inzichten hadden het pensioenfonds en cao-partijen zich ten doel gesteld om per 1 januari 2026 over te gaan naar het nieuwe pensioenstelsel. Maar we zijn samen tot de conclusie gekomen dat voor een zorgvuldige overgang naar een nieuwe pensioenregeling meer tijd nodig is. Daarbij komt dat wet- en regelgeving nog niet geheel is uitgewerkt. Dit maakt het proces op onderdelen onzeker en complex. Het pensioenfonds en cao-partijen werken nauw samen om een beheerste en zorgvuldige overgang naar het nieuwe pensioenstelsel te waarborgen. Een overgang naar een nieuwe pensioenregeling per 1 januari 2027 of 2028 past daar beter bij.

In het vierde kwartaal van 2022 spraken de cao-partijen af de ‘solidaire premieregeling mét invaren’ als werkhypothese voor de toekomstige pensioenregeling te hanteren. In 2023 zijn we tezamen met de cao-partijen verder gegaan met de inhoudelijke uitwerking van de nieuwe pensioenregeling. Hieruit is een eerste ‘ruwe schets’ opgesteld. Die noemen we de vertrekvariant. De vertrekvariant geldt als basis voor de verdere analyses van de nieuwe pensioenregeling. Door steeds beleidsalternatieven door te rekenen op onderdelen van de nieuwe pensioenregeling en die te vergelijken met de vertrekvariant, krijgen het pensioenfonds en de cao-partijen inzicht in de werking van de nieuwe pensioenregeling. Op die manier kunnen we samen de nieuwe pensioenregeling zo goed mogelijk vormgeven. Hierbij wordt getoetst aan de doelen van de nieuwe pensioenregeling die cao-partijen hebben gesteld en de uitgangspunten die door het pensioenfonds zijn opgesteld. Het pensioenfonds ziet tezamen met cao-partijen erop toe dat de uitwerking van de nieuwe pensioenregeling op een evenwichtige manier gebeurt en kijkt of de nieuwe pensioenregeling uitvoerbaar is. De cao-partijen streven ernaar om in het vierde kwartaal van 2024 een transitieplan gereed te hebben met daarin de uitwerking van de nieuwe pensioenregeling. De uiterste (wettelijke) datum waarop het transitieplan gereed moet zijn, is 1 januari 2025. Daarna dient het bestuur een implementatieplan en communicatieplan te maken. De uiterste datum waarop deze plannen gereed moeten zijn is 1 juli 2025. Op onze website hebben we een themapagina over het nieuwe pensioenstelsel. Zo nemen we onze deelnemers mee in het proces en de verdere ontwikkelingen.

Transitie-FTK

Per 1 juli 2023 is ook overgangswetgeving voor pensioenfondsen van kracht geworden: het transitie-FTK. Deze overgangswetgeving is onderdeel van de Wtp. In het transitie-FTK is geregeld hoe het pensioenfonds moet handelen als de dekkingsgraad lager is dan nodig op het moment van overgang naar de nieuwe pensioenregeling. Pensioenfondsen zijn niet verplicht om deze overgangswetgeving te gebruiken. Het pensioenfonds had in 2023 de mogelijkheid om gebruik te maken van de AMvB (zie paragraaf 1.2.2). Daarom heeft het bestuur van het pensioenfonds in 2023 besloten nog geen gebruik te maken van het transitie-FTK. Ook in 2024 wordt geen gebruik gemaakt van het transitie-FTK. 

Concrete stappen in het project Wtp

In 2023 troffen we de volgende voorbereidingen op de (uitvoering van de) nieuwe pensioenregeling:

  • In het eerste kwartaal van 2023 is een risicobereidsheidsonderzoek uitgevoerd. Met het onderzoek is opgehaald welke risico’s de verschillende deelnemers kunnen en willen lopen met oog op hun (toekomstige) pensioen. De uitkomsten worden tijdens de uitwerking van het beleggingsbeleid gebruikt om te zorgen dat het risicoprofiel van de beleggingen (van de verschillende deelnemersgroepen) zo goed mogelijk aansluit op de risicohouding van de deelnemers. De resultaten deelden wij via onze website en de digitale nieuwsbrief.
  • Tenminste maandelijks overlegt het bestuur met cao-partijen over de uitwerking van de nieuwe pensioenregeling. Dit heeft geleid tot een eerste uitwerking van de nieuwe pensioenregeling die in 2024 verder wordt geanalyseerd en waar nodig aangepast. Doel is om tot een zo goed mogelijke invulling van de nieuwe pensioenregeling te komen voor alle deelnemers.
  • Er zijn gesprekken geweest met onze strategische uitbestedingspartners over de samenwerking in de nieuwe pensioenregeling. Dit gaat onder meer over de (inrichting van de) gegevensuitwisseling tussen vermogensbeheer en de pensioenuitvoerder voor de communicatie met deelnemers. In 2024 gaan we hier op projectbasis verder invulling aan geven.
  • We zijn verdergegaan met het project datakwaliteit, met als doel om vóór de overgang naar de nieuwe pensioenregeling een zo accuraat mogelijke pensioenadministratie te hebben (zie hierna).
  • Vanuit de historie van (de rechtsvoorgangers van) het pensioenfonds zijn er veel bijzondere regelingen en overgangsregelingen. In 2023 zijn, tezamen met cao-partijen en TKP, deze regelingen beoordeeld om te bepalen of deze regelingen kunnen worden meegenomen in de nieuwe pensioenregeling en zo niet, op welke wijze ze kunnen worden omgezet. Gezien de omvang en de belangen voor de deelnemers nemen we hiervoor voldoende tijd. Dit traject loopt daarom door tot halverwege 2024.

Datakwaliteit

In lijn met de wetgeving moet het pensioenfonds kunnen aantonen dat de datakwaliteit voor, tijdens en na de transitie is geborgd. Hoewel het pensioenfonds altijd veel tijd en aandacht heeft besteed aan het waarborgen van de juistheid en volledigheid van de informatie in de pensioenadministratie is een aantal aanvullende acties ondernomen om de datakwaliteit te verbeteren Hierbij hanteren wij het Kader Datakwaliteit zoals gepubliceerd door de Pensioenfederatie als leidraad. De belangrijkste (geplande) acties zijn:

  • actualiseren beleid datakwaliteit en daarbinnen de bepaling van de risicobereidheid van het bestuur over de kwaliteit van de pensioengegevens;
  • risico-inventarisatie en beoordeling van de kritische gegevenselementen, nodig voor het bepalen van de pensioenbedragen; en
  • analyseren van de aanwezige kritische gegevenselementen.

Wij hebben onze externe accountant in 2024 opdracht gegeven om specifieke werkzaamheden te verrichten op de datakwaliteit van het pensioenfonds. De werkzaamheden zijn gebaseerd op het voorbeeld werkprogramma Datakwaliteit – Wet toekomst pensioenen zoals gepubliceerd door de beroepsorganisatie voor accountants (NBA) en IT-auditors (NOREA). Het rapport van feitelijke bevindingen van de accountant moet het pensioenfondsbestuur helpen zich een oordeel te vormen over de juistheid en volledigheid van de gegevens in de pensioenadministratie die nodig zijn voor het invaren naar het nieuwe pensioenstelsel.

1.5.2 Uitkering van een deel van het pensioenvermogen ineens

​1.5.2 Uitkering van een deel van het pensioenvermogen ineens

Het is de bedoeling dat deelnemers die met pensioen gaan, straks maximaal 10 procent van de waarde van hun pensioen als bedrag ineens kunnen laten uitkeren. De wetgeving hiervoor is al verschillende keren uitgesteld. In het wetsvoorstel staat dat deelnemers alleen bij pensioeningang een bedrag ineens kunnen laten uitkeren. Een wetswijziging moet nu mogelijk maken dat dit ook in de maand januari ná de pensioeningang kan. Het was de bedoeling dat de mogelijkheid om een bedrag ineens op te nemen, vanaf 1 juli 2024 zou ingaan. Deze datum is politiek niet haalbaar. Het wetsvoorstel hierover moet nog worden goedgekeurd worden door de Tweede en Eerste Kamer. De ingangsdatum is daarom opgeschoven en is op zijn vroegst 1 januari 2025.

In 2023 zijn wij verdergegaan met de voorbereidingen om onze processen, administratie en communicatie aan te passen voor de uitkering van een bedrag ineens.

1.5.3 Digital Operational Resilience Act

​1.5.3 Digital Operational Resilience Act

Met ingang van 17 januari 2023 is de Europese verordening ‘Digital Operational Resilience Act’ (DORA) van kracht geworden. Deze verordening heeft als doel om op uniforme wijze binnen de (Europese) financiële sector de digitale operationele weerbaarheid te verhogen. Instellingen hebben twee jaar de tijd om zich voor te bereiden om vanaf 17 januari 2025 aantoonbaar te voldoen aan de vereisten van DORA. De afgelopen jaren waren reeds diverse richtlijnen vanuit nationaal en Europees niveau van kracht, zoals de DNB Good Practice Informatiebeveiliging en verschillende uitbestedingsrichtlijnen. Met het voldoen aan die richtlijnen is al deels invulling gegeven aan de DORA-vereisten. De focus ligt zodoende op het invulling geven aan de aanvullende vereisten.

In 2023 is het pensioenfonds gestart met de voorbereidingen en is een impactanalyse uitgevoerd. In aanvulling op de (level 1) DORA-wetgeving wordt door De Nederlandsche Bank gewerkt aan de nadere invulling (level 2) in de vorm van zogenoemde Regulatory Technical Standards (RTS) en Implementing Technical Standards (ITS). Wij volgen deze ontwikkelingen en zodra de aanvullende eisen bekend zijn, zullen wij de invloed hiervan op het pensioenfonds inzichtelijk maken en hierop acteren.

Versie:
v6.2.18

Met iWink Report maak je professionele online publicaties. Publicaties die je online, in print en als PDF-download kunt aanbieden.

En daarmee voldoe je direct aan de WCAG-wetgeving rond digitale toegankelijkheid.

Eenvoudig, veilig en efficiënt.

Meer over iWink Report