Deelnemers een goed inzicht geven in hun pensioen
We vinden het belangrijk dat onze deelnemers bewust zijn van hun pensioensituatie. En dat ze weten hoe we voor een zo goed mogelijk pensioen zorgen. Bewustwording start met goede communicatie. Daar besteden we dan ook veel aandacht aan. We communiceren ook over de Wet toekomst pensioenen. Want die brengt veel veranderingen met zich mee. Hieronder beschrijven we wat er in 2022 voor de deelnemers veranderde in de pensioenregeling. Ook geven we inzicht in ons financieel beleid en wat daarvan het resultaat was.
1.1 Kenmerken van de pensioenregeling
Onze pensioenregeling is een voorwaardelijk geïndexeerde middelloonregeling.
In 2022 waren er enkele wijzigingen in de pensioenregeling:
- Voor betaald ouderschapsverlof gelden dezelfde regels als voor onbetaald ouderschapsverlof.
- Per 1 juli 2022 voegden we de arbeidsmarkttoeslag voor verzekeringsartsen aan de pensioengevende toeslagen toe.
Ook pasten we – zoals elk jaar - de franchise en het maximaal pensioengevend salaris aan. De franchise steeg van 14.625 euro naar 14.874 euro. Het maximaal pensioengevend salaris ging van 112.189 euro naar 114.866 euro.
Meer informatie over onze pensioenregeling staat op onze website: www.uwvpensioen.nl.
1.2 Financieel beleid
Ons financieel beleid heeft drie pijlers: het premiebeleid, het beleggingsbeleid en het beleid voor het verhogen en verlagen van pensioenen. Ons financieel beleid is afgestemd op onze risicohouding, die we samen met de cao-partijen bepaalden. We toetsen ons financieel beleid elk jaar met de haalbaarheidstoets. DNB schrijft dit voor. Zie paragraaf 3.3.3 voor onze risicohouding en de uitkomst van de haalbaarheidstoets.
In 2020 toetsten we de evenwichtigheid van ons financieel beleid met een Asset Liability Management-studie (ALM-studie). We beoordeelden het premiebeleid, het beleggingsbeleid en ons beleid voor het verhogen en verlagen van pensioenen in samenhang. We keken per leeftijdsgroep naar de uitwerking van ons financieel beleid op de pensioenresultaten. Dit deden we voor deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden. We keken naar een periode van vijf jaar – want dat was toen de periode tot de overgang naar een nieuw pensioenstelsel – en vijftien jaar. Van tevoren besloten we: als het verschil tussen de leeftijdsgroepen meer dan 5 procent is, heroverwegen we de beleidsvarianten. De resultaten van de ALM-studie bleven ruim binnen deze marge. We beschouwen daarom de totale financiële opzet van ons pensioenfonds als evenwichtig. Ons beleid is dat we elke drie jaar ons financieel beleid toetsen. In 2023 voeren we daarom weer een nieuwe ALM-studie uit.
1.2.1 Premiebeleid
1.2.1 Premiebeleid
Ons premiebeleid staat beschreven in onze actuariële en bedrijfstechnische nota (Abtn). De Abtn staat op onze website.
Premiebesluit
In 2022 was de premie 22,7 procent. Daarmee konden we het maximale opbouwpercentage van 1,738 procent financieren.
Om ook in 2023 het maximale opbouwpercentage van 1,738 procent te behouden stelde het bestuur de kostendekkende premie voor 2023 vast op 22,9 procent. In december 2022 besloten de cao-partijen deze premie te betalen.
Premie-egalisatiereserve
Eind 2021 was de premie-egalisatiereserve nul. De feitelijke premie 2022 was gelijk aan de gedempte kostendekkende premie 2022. Daardoor vond in 2022 geen toevoeging of onttrekking aan de premie-egalisatiereserve plaats. Eind 2022 was het eindsaldo dus nog steeds nul.
1.2.2 Beleid verhogen en verlagen pensioenen
1.2.2 Beleid verhogen en verlagen pensioenen
Wij hanteren een voorwaardelijke toeslagverlening. Ons beleid voor het verhogen en verlagen van pensioenen staat in onze Abtn. De Abtn staat op onze website.
Verhoging per 1 januari 2022
Voor de toeslagverlening was 2022 een bijzonder jaar. In het vierde kwartaal van 2021 moest het bestuur besluiten dat de pensioenen op 1 januari 2022 niet verhoogd mochten worden. Daarvoor was de beleidsdekkingsgraad op 30 september 2021 te laag.
Op 1 juli 2022 trad een algemene maatregel van bestuur (AMvB) in werking die nieuwe mogelijkheden bood. De AMvB gaf pensioenfondsen de ruimte om in 2022 alvast vooruit te lopen op de ingang van de Wet toekomst pensioenen (Wtp). De AMvB maakte het verhogen van pensioenen mogelijk vanaf een beleidsdekkingsgraad van 105 procent in plaats van 110 procent. Met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2022. De AMvB stelde wel een aantal voorwaarden:
- De bepalingen in het pensioenreglement en de Abtn over de maatstaven en de periode waarover het fonds de hoogte van deze maatstaven berekent blijven ongewijzigd.
- De cao-partijen moeten aangeven dat zij de intentie hebben het fonds te verzoeken de opgebouwde pensioenaanspraken bij de overgang naar de nieuwe pensioenregeling in te varen.
- Het fonds onderbouwt waarom de toeslagverlening plaatsvindt vanuit het belang van deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden en pensioengerechtigden.
- Het fonds beschrijft kwantitatief de generatie-effecten van de toeslagverlening en maakt daarbij onderscheid naar leeftijdscohorten per geboortejaar in hele jaren. Als er zwaarwegende redenen zijn om andere leeftijdscohorten te hanteren licht het fonds toe dat er sprake is van voldoende representativiteit en voldoende onderscheidende verschillen.
Het bestuur besloot gebruik te maken van de AMvB. Onder voorwaarde dat de cao-partijen het bestuur informeerden dat zij de intentie tot invaren hebben, besloot het bestuur de pensioenen maximaal te verhogen binnen de mogelijkheden van de AMvB:
- De opgebouwde aanspraken van actieve deelnemers verhoogden we met 1,7 procent (de maximale toeslag gebaseerd op de cao-loonontwikkeling van 1 oktober 2020 tot en met 30 september 2021).
- De ingegane pensioenen en premievrije aanspraken verhoogden we met 2,57 procent (de maximale toeslag gebaseerd op de consumentenprijsindex (CPI) afgeleid van september 2020 tot en met september 2021).
Op 31 oktober 2022 lieten de cao-partijen het bestuur weten dat ze de intentie tot invaren hebben. Daarmee werd voldaan aan de voorwaarde in de AMvB. Daarna informeerden we de actieve deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden over de pensioenverhoging. We lichtten ook de onderbouwing van de toeslagverlening en de generatie-effecten toe. In december 2022 voerden we de pensioenverhoging uit, inclusief de nabetaling aan de pensioengerechtigden
Onderbouwing van het besluit om de pensioenen te verhogen per 1 januari 2022
Voordat we besloten de pensioenen te verhogen, keken we goed of dit in het belang van alle groepen deelnemers was. We keken naar het belang van de deelnemers die nog pensioen opbouwen, de gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden en de pensioengerechtigden. We maakten berekeningen om te zien hoe de belangen van de verschillende groepen deelnemers zich tot elkaar verhouden. En wat de generatie-effecten van de verhoging zijn in de jaren tot aan 1 januari 2026. Op die datum willen we over naar een nieuwe pensioenregeling. Daarom is verder vooruitkijken niet nodig.
Door de toeslag komt de verwachte dekkingsgraad eind 2025 uit op 124,1 procent. Uitgaande van een gemiddeld scenario. Dit is ongeveer 1,1 procent lager dan wanneer we geen toeslag hadden verleend. De impact op de verwachte dekkingsgraad eind 2025 is dus zeer beperkt.
Het effect van de toeslag op de pensioenvermogens op 1 januari 2026 verschilt per deelnemer. Een toelichting op de effecten staat op onze website.
Verhoging per 1 januari 2023
In december 2022 besloot het bestuur nogmaals gebruik te maken van de AMvB en de pensioenen per 1 januari maximaal te verhogen:
- de opgebouwde aanspraken van actieve deelnemers met 2,7 procent (de maximale toeslag gebaseerd op de cao-loonontwikkeling van 1 oktober 2021 tot en met 30 september 2022)
- de ingegane pensioenen en premievrije aanspraken met 7,5 procent (de maximale toeslag gebaseerd op de CPI-afgeleid van september 2020 tot en met september 2021). In de door de cao-partijen bepaalde pensioenregeling staat al jaren dat de toeslag maximaal 7,5 procent mag zijn. Zonder maximum zou de toeslag gebaseerd op de CPI-afgeleid 17,16 procent zijn geweest.
Onderbouwing van het besluit om de pensioenen te verhogen per 1 januari 2023
Ook voor dit besluit geldt dat we eerst goed keken of het in het belang van alle groepen deelnemers was. We beoordeelden dezelfde effecten als bij het toeslagbesluit per 1 januari 2022 (zie hierboven). En we overlegden de pensioenverhoging met de cao-partijen. Dit in verband met de gewenste dekkingsgraad bij het invaren in een nieuwe pensioenregeling per 1 januari 2026. Ze gaven aan akkoord te zijn met het verhogen van de pensioenen.
Door de toeslag komt de verwachte dekkingsgraad eind 2025 uit op 131,6 procent . Uitgaande van een gemiddeld scenario. Dit is ongeveer 2,3 procent lager dan wanneer we de pensioenen volgens ons ‘gewone’ beleid hadden verhoogd. In dat laatste geval hadden we de pensioenen verhoogd met 0,67 procent voor actieve deelnemers en 4,3 procent voor gewezen deelnemers en pensioengerechtigden.
De impact van het hanteren van de AMvB op de verwachte dekkingsgraad eind 2025 is dus klein.
Ook het effect van deze toeslag op de pensioenvermogens op 1 januari 2026 is klein, een toelichting staat op onze website.
Het bestuur besloot om bij het invaren rekening te houden met de volgende bepaling in de AMvB: ‘Daarnaast geeft het pensioenfonds te zijner tijd bij de besluitvorming met betrekking tot de transitie naar het nieuwe pensioenstelsel aan hoe het rekening heeft gehouden met de effecten van het besluit om gebruik te maken van dit besluit. Daartoe wordt in het Wetsvoorstel toekomst pensioenen ook een bepaling opgenomen.’
Onvoorwaardelijke pensioenverhoging
Voor de ex-Cadans-deelnemers geldt een uitzondering. Dit zijn deelnemers met een ingegaan pensioen of premievrij recht van vóór 1996. Deze groep heeft recht op een onvoorwaardelijke pensioenverhoging gebaseerd op de CPI-afgeleid. De werkgever financiert deze onvoorwaardelijke pensioenverhoging. Deze deelnemers kregen dezelfde verhoging als de ‘gewone’ gepensioneerden: 7,5 procent per 1 januari 2023.
1.2.3 Beleggingsbeleid
1.2.3 Beleggingsbeleid
Ons beleggingsbeleid lichten we in paragraaf 2.1 toe. Daar besteden we aandacht aan ons strategisch beleid, de samenstelling van onze beleggingsportefeuille, maatschappelijk verantwoord beleggen en de beleggingsrendementen in 2022.
1.3 Financiële positie en financiële resultaten
1.3.1. Dekkingsgraad
1.3.1. Dekkingsgraad
De dekkingsgraad geeft aan hoe we er financieel voorstaan. Het bestuur baseert zijn beleid op de beleidsdekkingsgraad. De beleidsdekkingsgraad is het gemiddelde van de actuele dekkingsgraden van de laatste twaalf maanden. Op 31 december 2022 was onze beleidsdekkingsgraad 120,3 procent (op 31 december 2021: 106,7 procent).
In 2022 steeg de actuele dekkingsgraad van 111,4 procent naar 118,5 procent. De tabel hieronder toont de ontwikkeling van de actuele dekkingsgraad en van de beleidsdekkingsgraad in 2022.
| Ontwikkeling van de dekkingsgraad | Actuele dekkingsgraad | Beleidsdekkingsgraad |
|---|---|---|
| dec-21 | 111,40% | 106,70% |
| jan-22 | 110,20% | 107,50% |
| feb-22 | 111,90% | 108,20% |
| mrt-22 | 116,50% | 109,10% |
| apr-22 | 121,10% | 110,30% |
| mei-22 | 122,60% | 111,60% |
| jun-22 | 122,60% | 112,80% |
| jul-22 | 120,70% | 114,10% |
| aug-22 | 125,90% | 115,60% |
| sep-22 | 125,90% | 117,10% |
| okt-22 | 124,40% | 118,40% |
| nov-22 | 123,00% | 119,70% |
| dec-22 | 118,00% | 120,20% |
Naast de actuele dekkingsgraad en de beleidsdekkingsgraad bepalen we elk kwartaal de vereiste dekkingsgraad. Dit is de dekkingsgraad die we moeten hebben om tegenslagen op te kunnen vangen. Eind 2022 was onze vereiste dekkingsgraad 117,1 procent (2021: 114,7 procent). In paragraaf 7.4.3 in de risicoparagraaf van de jaarrekening staat hoe we de vereiste dekkingsgraad berekenen.
Aan het eind van elk jaar berekenen we onze minimaal vereiste dekkingsgraad. Dit is de minimale dekkingsgraad die we van De Nederlandse Bank (DNB) moeten hebben. Eind 2022 was onze minimaal vereiste dekkingsgraad 104,2 procent (2021: 104,2 procent).
De actuele dekkingsgraad en de beleidsdekkingsgraad waren eind 2022 hoger dan de minimaal vereiste en de vereiste dekkingsgraad.
Rol en bevindingen van de certificerend actuaris
De certificerend actuaris stelt elk jaar vast of we voldoen aan de eisen van artikel 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De belangrijkste bevindingen van de certificerend actuaris zijn:
- De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld.
- Het eigen vermogen is hoger dan het wettelijk vereist eigen vermogen.
- De beleidsdekkingsgraad op balansdatum is hoger dan de minimaal vereiste dekkingsgraad.
- •Omdat het aanwezige eigen vermogen hoger is dan het vereist eigen vermogen, is de vermogenspositie op de balansdatum voldoende. Echter doordat de beleidsdekkingsgraad dekkingsgraad lager is dan de dekkingsgraad waarbij we toekomstbestendig de pensioenen kunnen verhogen, is daarbij de opmerking geplaatst dat de mogelijkheden tot het realiseren van onze volledige toeslagambitie beperkt zijn.
Oordeel van de certificerend actuaris over de financiële positie
In de actuariële verklaring oordeelt de certificerend actuaris dat we voldoen aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet.
1.3.2 Herstelplan
1.3.2 Herstelplan
Als de beleidsdekkingsgraad aan het eind van een kwartaal lager is dan de vereiste dekkingsgraad, moet een pensioenfonds een herstelplan indienen bij DNB. In dit herstelplan beschrijft het pensioenfonds hoe de beleidsdekkingsgraad op tijd herstelt.
Op 31 december 2021 was onze beleidsdekkingsgraad lager dan de toen vereiste dekkingsgraad van 114,7 procent. Daarom dienden we in 2022 een geactualiseerd herstelplan in bij DNB. Dit herstelplan liet zien dat we binnen tien jaar de vereiste dekkingsgraad konden bereiken. Aanvullende maatregelen waren niet nodig. Wel verwachtten we toen nog dat we op korte termijn waarschijnlijk geen (volledige) toeslag konden verlenen. DNB keurde ons herstelplan goed.
Eind derde kwartaal 2022 kwam onze beleidsdekkingsgraad boven het vereist eigen vermogen van dat kwartaal (115,9 procent). Daarmee waren we uit herstel en verviel het herstelplan 2022. Ook eind 2022 was onze financiële positie voldoende. Zolang de beleidsdekkingsgraad aan het einde van een kwartaal hoger blijft dan het vereist eigen vermogen, hoeven we geen nieuw herstelplan te maken. Het vervallen van het herstelplan heeft voordelen. Deze staan onder het kopje Uit herstel in de risicoparagraaf 3.3.3.
1.3.3 Financiële resultaten 2022
1.3.3 Financiële resultaten 2022
De tabel hieronder laat zien welke factoren het eigen vermogen, en dus de actuele dekkingsgraad, beïnvloedden en in welke mate.
| Eigen | vermogen | Actuele dekkingsgraad | |||
|---|---|---|---|---|---|
| 2022 | 2021 | 2022 | 2021 | ||
| Stand 1 januari (bedragen x 1 miljoen euro) | 968,60 | 14,10- | 111,4% | 99,8% | |
| Premieresultaat | 47,80- | -66.0 | -0,9% | -0,7% | |
| Resultaat wijzigingen rentetermijnstructuur (RTS) | 2.523,20 | 604,60 | 40,0% | 7,3% | |
| Beleggingsresultaat (inclusief renteafdekking) | 1.676,90- | 487,30 | -25,3% | 5,4% | |
| Resultaat wijziging grondslagen | 66,10- | 38,30- | -1,2% | 0,5% | |
| Resultaat toeslagverlening | 513,50- | 0,40 | -6,2% | 0,0% | |
| Overige resultaten | 9,90 | 5,30- | 0,2% | 0,1% | |
| Stand 31 december | 1.197,40 | 968,60 | 118,0% | 111,4% |
Hieronder lichten we de verschillende resultaten verder toe.
| Premieresultaat (bedragen x 1 miljoen euro) | 2022 | 2021 |
|---|---|---|
| Premiebijdragen | 254,2 | 236,3 |
| Pensioenopbouw | -302,0 | -302,3 |
| Premieresultaat | -47,8 | -66,0 |
De feitelijke premie is de totale premie die de werkgever en de werknemers betaalden. In 2021 kwam daar nog de onttrekking uit de premie-egalisatiereserve bij. Het premieresultaat is de feitelijke premie min de directe en toekomstige kosten in premie en min de actuariële kostprijs van de pensioenopbouw. In 2022 was het premieresultaat 47,8 miljoen euro negatief met een negatief effect op de dekkingsgraad van -0,9 procentpunt (2021: -66,0 miljoen euro en -0,7 procentpunt)
Premiedekkingsgraad
De premiedekkingsgraad geeft aan hoe de ontvangen premie zich verhoudt tot de inkoopkosten van de nieuwe pensioenopbouw. De premiedekkingsgraad geeft ook aan of de ontvangen premie voldoende was voor de kosten van de nieuwe pensioenopbouw. In 2022 was de premiedekkingsgraad 84,3 procent (2021: 78,4 procent).
Hoogte premies
In de tabel hieronder staan de feitelijke premie, de gedempte kostendekkende premie en de (ongedempte) zuiver kostendekkende premie. De feitelijke premie moet minimaal gelijk zijn aan de van tevoren vastgestelde benodigde gedempte kostendekkende premie. Met andere woorden: op het moment dat het bestuur de benodigde premie vaststelt, moet deze, naar beste inschatting, kostendekkend zijn. Achteraf kan het zo zijn dat de ontvangen feitelijke premie lager is dan de berekende gedempte kostendekkende premie. De belangrijkste oorzaken zijn dan een andere samenstelling van het deelnemersbestand en/of een andere verhouding tussen de pensioengrondslagsom en de pensioensalarissom.
| Premieresultaat (bedragen x 1 miljoen euro) | 2022 | 2021 |
|---|---|---|
| Zuiver kostendekkende premie | 355,2 | 355,4 |
| Feitelijke premie | 261,7 | 245,3 |
| Gedempte kostendekkende premie | 259,8 | 242,5 |
In paragraaf 7.4.7 van de jaarrekening staat een toelichting.
Resultaat wijzigingen rentetermijnstructuur (RTS)
We waarderen de voorziening pensioenverplichtingen met de rentetermijnstructuur (RTS). DNB publiceert de RTS aan het eind van elke maand. De RTS wijzigt voortdurend. Dit heeft gevolgen voor de hoogte van de voorziening. Een hogere RTS geeft een lagere voorziening. Eind 2022 was de gemiddelde rekenrente 2,64 procent (2021: 0,54 procent). Door de stijging van de rente daalde de voorziening pensioenverplichtingen met 2.523,2 miljoen en steeg de dekkingsgraad met 40,0 procentpunt (2021: 604,6 miljoen en 7,3 procentpunt ).
Effect beleggingsresultaat (inclusief renteafdekking)
| Beleggingsresultaat (bedragen x 1 miljoen euro) | 2022 | 2021 |
|---|---|---|
| Beleggingsresultaten | 1.721,2- | 439,4 |
| (direct en indirect, na aftrek kosten vermogensbeheer) | ||
| Rentetoevoeging voorziening pensioenverplichtingen | 44,3 | 47,9 |
| Beleggingsresultaat | 1.676,9- | 487,3 |
In 2022 was het beleggingsresultaat 1.676,9 miljoen euro negatief. Dit had een negatief effect van 25,3 procentpunt op de dekkingsgraad (2021: 487,3 miljoen euro positief en 5,4 procentpunt). In paragraaf 2.1.4 staat een toelichting op het beleggingsresultaat.
Effect wijziging grondslagen
In 2022 publiceerde het Actuarieel Genootschap nieuwe sterftetafels (AG-Prognosetafel 2022). Om de sterftetafels fondsspecifieker te maken deden we onderzoek naar de ervaringssterfte binnen onze populatie. We pasten de waarderingsgrondslagen aan de nieuwe AG-Prognosetafel en de geactualiseerde ervaringssterfte aan.
Daarnaast verhoogden we de opslag voor toekomstige uitvoeringskosten van 2,3 procent naar 2,4 procent. We verlaagden de opslag voor latent wezenpensioen van 3,5 procent naar 2,25 procent.
Door deze aanpassingen stegen de pensioenverplichtingen met 66,1 miljoen euro en daalde de dekkingsgraad met 1,2 procentpunt. In 2021 was het effect van aanpassingen van de waarderingsgrondslagen 38,3 miljoen euro negatief en -0,5 procentpunt.
Een uitgebreide toelichting op het effect van de wijzigingen van de grondslagen staat in paragraaf 7.4.3 bij punt 7 van de jaarrekening.
Resultaat toeslagverlening
Het bestuur besloot de pensioenen te verhogen per 1 januari 2022 en per 1 januari 2023 (zie paragraaf 1.2.2). Hierdoor stegen de pensioenverplichtingen in 2022 met 513,5 miljoen euro en daalde de dekkingsgraad met 6,2 procentpunt.
In de cijfers van 2021 bestond het resultaat alleen uit het effect van de onvoorwaardelijk pensioenverhoging per 1 januari 2022 voor de ex-Cadans-deelnemers op het eigen vermogen. Dit resultaat was positief omdat de vrijval uit de reservering voor deze pensioenverhoging hoger was dan de pensioenverhoging zelf.
1.4 Pensioencommunicatie
Pensioenfonds UWV wil vertrouwen uitstralen. Met onze communicatie willen we al onze deelnemers inzicht in hun pensioensituatie én handelingsperspectief geven. De wettelijk verplichte communicatie is voor ons een échte ondergrens.
Ook in 2022 communiceerden we over het nieuwe pensioenstelsel. Maar net als in 2021 beperkten we ons tot informatie over het proces om tot een nieuwe pensioenregeling te komen. Zolang we niet weten hoe de nieuwe regeling eruit gaat zien, kunnen we onze deelnemers en gepensioneerden niet goed informeren over de gevolgen. Via de themapagina op onze website houden we iedereen op de hoogte van de laatste ontwikkelingen.
In 2022 besteedden we met een grote campagne aandacht aan partnerpensioen. Want ook in de aanloop naar een nieuwe pensioenregeling willen we onze deelnemers handelingsperspectief bieden. Nu dus met informatie over hun partnerpensioen. De campagne bestond uit een mailing, een speciale campagnepagina met informatie en een webinar over partnerpensioen. De campagne werd goed ontvangen. In 2023 herhalen we het webinar.
Tijdens de Pensioen3daagse stond het landelijke thema ‘Heb jij later goed geregeld?’ centraal. De jaarlijkse campagne stuurt deelnemers naar mijnpensioenoverzicht.nl, zodat ze een beeld krijgen van hun totale pensioen. Ook deze campagne scoorde goed bij ons, hoger dan bij andere fondsen van onze pensioenuitvoeringsorganisatie TKP. Dat laat zien dat onze deelnemers behoorlijk betrokken zijn.
In 2022 hadden we ook weer specifieke aandacht voor de gepensioneerden. Er verschenen twee uitgaves van Pensioen&U, ons magazine voor gepensioneerden. De uitgave van begin december stond helemaal in het teken van het nieuwe pensioenstelsel. Met expliciete aandacht voor de verschillende rollen en partijen in het proces.
1.4.1 Ons communicatiebeleid
1.4.1 Ons communicatiebeleid
Ons meerjarig communicatiebeleidsplan 2021-2023 is gebaseerd op vijf strategische uitgangspunten:
A. relevant zijn door segmentatie;
B. verdere digitalisering;
C. eenvoudig en actief taalgebruik;
D. samenwerken met de werkgever;
E. onderzoek en evaluatie.
Vanuit de strategische uitgangspunten formuleerden we twee strategische doelen: handelingsperspectief en relatie.
Handelingsperspectief
We willen dat onze deelnemers handelingen zien die ze zelf kunnen uitvoeren: ze hebben inzicht in hun pensioen en komen in actie als dat nodig is.
Hierbij horen de volgende tactische doelen:
- het inzicht in de eigen pensioensituatie vergroten;
- het inzicht in pensioenkeuzes en acties die de deelnemer kan doen vergroten;
- aanzetten tot actie als de deelnemer dit zelf nodig vindt.
Relatie
We willen dat onze deelnemers een sterke relatie hebben met Pensioenfonds UWV. Dat ze ook voor ons pensioenfonds kiezen als ze de vrije keuze hebben.
Onze tactische doelen zijn:
- onze bereikbaarheid vergroten
- een bijdrage leveren aan meer tevredenheid
- een bijdrage leveren aan meer vertrouwen
1.4.2 Vooruitblik naar 2023
1.4.2 Vooruitblik naar 2023
Ook in 2023 besteden we veel aandacht aan de Wet toekomst pensioenen. Begin 2023 doen we onderzoek naar de risicobereidheid van onze doelgroepen. De uitkomsten gebruiken we voor het actualiseren van onze risicohouding (zie paragraaf 3.3.3). We communiceren over ‘bedrag ineens’. Want deze regeling gaat waarschijnlijk per 1 januari 2024 in. Deelnemers ontvangen informatie over bedrag ineens als ze hun pensioen aanvragen, een halfjaar voor hun pensioendatum. Verder starten we in 2023 met het vormgeven van de keuzebegeleiding. Zodat we al voor 1 juli 2023 aan de nieuwe wettelijke eisen voldoen. Hoe de keuzebegeleiding er in de nieuwe pensioenregeling gaat uitzien, moet het bestuur nog bepalen. Dat traject start ook in 2023. Daarnaast houden we al onze doelgroepen op de hoogte van de ontwikkelingen binnen ons fonds. Achter de schermen gebeurt veel. We hoeven niet alles te communiceren, maar onze deelnemers en gepensioneerden moeten wél weten waar we mee bezig zijn. In het najaar van 2023 voeren we weer een klanttevredenheidsonderzoek uit. De uitkomsten gebruiken we voor het nieuwe meerjarige communicatiebeleidsplan 2024-2026.
1.4.3 Klachten, geschillen en bezwaren
1.4.3 Klachten, geschillen en bezwaren
Alle (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden kunnen klachten of geschillen bij ons melden. Informatie over de klachten- en geschillenregeling staat op onze website: www.uwvpensioen.nl.
We hebben bijna 60.000 (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden. In 2022 ontvingen we 75 klachten en geschillen. De meeste klachten kwamen telefonisch binnen. We kregen 31 schriftelijke klachten en er waren drie beroepsprocedures. De beroepsprocedures lopen via de commissie van beroep. De klachten en geschillen gingen over de volgende onderwerpen:
| Rubrieken | Totaal aantal | Geschil bij commissie van beroep | Schriftelijke klachten | Telefonische klachten |
|---|---|---|---|---|
| Behandelingsduur | 3 | 0 | 0 | 3 |
| Pensioenberekening en – betaling | 24 | 2 | 12 | 10 |
| Service en klantgerichtheid | 1 | 0 | 1 | 0 |
| Informatieverstrekking | 17 | 0 | 6 | 11 |
| Toepassing wet- en regelgeving | 13 | 1 | 7 | 5 |
| Deelnemersportaal | 4 | 0 | 1 | 3 |
| Financiële situatie (niet-indexeren, maximumpercentage indexatie) | 13 | 0 | 4 | 9 |
| Registratie werknemersgegevens | 0 | 0 | 0 | 0 |
| Overig | 0 | 0 | 0 | 0 |
| Totaal | 75 | 3 | 31 | 41 |
Met betrekking tot de telefonische klachten (in 2021: 17) wordt vanaf 2022 ook over de onderwerpen gerapporteerd.
We handelden bijna alle klachten binnen de termijn van twintig dagen af. Een aantal keer lukte dat niet en informeerden we de deelnemer of pensioengerechtigde dat we meer tijd nodig hadden.
Gedragslijn Goed omgaan met klachten
In 2022 publiceerde de Pensioenfederatie de gedragslijn Goed omgaan met klachten. De gedragslijn helpt pensioenfondsen om op een deelnemersvriendelijke, transparante en eenduidige manier met klachten om te gaan. De gedragslijn volgt het perspectief van de deelnemer. Toepassen van de gedragslijn verbetert onze dienstverlening.
In het laatste kwartaal van 2022 deden we een eerste meting. We haalden een totaalscore van 83 procent (ruim voldoende). In 2023 implementeren we de gedragslijn. Begin 2024 willen we een totaalscore halen van 84 procent of hoger (goed).
Verbeteringen dankzij klachten
Dankzij klachten en geschillen kunnen we onze dienstverlening verbeteren. In 2022 voerden we een verbetering door. Naar aanleiding van een beroep over het verlenen van medische waarborgen bij aanmelding voor de vrijwillige regeling voor tijdelijk partnerpensioen (TPP) merkte de commissie van beroep op dat ons aanvraagformulier duidelijker had kunnen zijn. We pasten het formulier aan.
Het bestuur stelde in 2022 het beleid voor te weinig of te veel pensioen vast (het oude terugvorderingsbeleid). Met als belangrijkste wijziging dat bij terugvorderingen en verlagingen van een te hoog vastgestelde pensioenuitkering nu meer nadruk ligt op ‘maatwerk’. We kijken naar de situatie van de betrokken deelnemer. In 2023 publiceren we het beleid op onze website.
1.5 Externe ontwikkelingen
Ook in 2022 was de toekomst van het pensioenstelsel een belangrijk onderwerp. In deze paragraaf noemen we de belangrijkste ontwikkelingen.
1.5.1 Wet toekomst pensioenen
1.5.1 Wet toekomst pensioenen
Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid diende op 30 maart 2022 het wetsvoorstel Wet toekomst pensioenen (Wtp) bij de Tweede Kamer in. Hiermee begon de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel. De doelen van de Wtp zijn:
- Ruimte scheppen voor nieuwe pensioencontracten die eerder perspectief bieden op een koopkrachtig pensioen
- Pensioen voor de deelnemers transparanter en persoonlijker maken.
- Beter aansluiten bij de arbeidsmarkt van nu.
Na een langdurige en intensieve behandeling, die leidde tot meerdere belangrijke aanpassingen van de wet, nam de Tweede Kamer op 22 december 2022 het wetsvoorstel met een ruime meerderheid aan. Nu ligt het wetsvoorstel ter behandeling in de Eerste Kamer. De geplande datum van inwerkingtreding is 1 juli 2023.
Hieronder lichten we de belangrijkste onderdelen van het wetsvoorstel toe.
Nieuwe pensioenregeling
In de huidige pensioenregeling bouwen deelnemers een pensioentoezegging op. Het is een ‘uitkeringsovereenkomst’. Het nieuwe pensioenstelsel gaat uit van een ‘premieovereenkomst’: de hoogte van de pensioenpremie bepaalt in grote mate de pensioentoezegging. Er zijn twee vormen van de premieovereenkomst:
- het solidaire pensioencontract met één collectief beleggingsbeleid
- het flexibele pensioencontract met een gescheiden opbouw- en uitkeringsfase, met op de pensioendatum een individueel opgebouwd pensioenkapitaal
De cao-partijen gaan over de inhoud van de nieuwe pensioenregeling. Zij beslissen welke premieovereenkomst we gaan hanteren en hoe de nieuwe pensioenregeling eruit gaat zien. Hierbij komen ook vragen aan bod als:
- Verhuizen alle pensioenen mee naar de nieuwe pensioenregeling?
- Krijgen deelnemers compensatie als ze erop achteruitgaan in vergelijking met de huidige pensioenregeling? En zo ja, hoe gaat dat eruit zien?
Gezamenlijk project
Om de nieuwe pensioenregeling te kunnen invoeren, moeten de cao-partijen met elkaar tot overeenstemming komen en moeten we toetsen dat:
- we de nieuwe pensioenregeling kunnen uitvoeren tegen acceptabele kosten
- we de belangen van alle groepen deelnemers evenwichtig hebben meegenomen
- de pensioenregeling nog uitlegbaar is
- de financiering, waaronder premies en eventuele compensatie, toereikend is
Volgens het wetsvoorstel moeten alle pensioenfondsen uiterlijk in januari 2027 een nieuwe regeling hebben. Wij streven echter naar invoering per 1 januari 2026. Tot die tijd hebben we nog heel veel werk te doen, in een complexe omgeving met veel belanghebbenden, grote economische onzekerheid en een wetgeving die nog niet klaar is.
In 2022 begonnen we met de inhoudelijke voorbereidingen. Begin 2022 startten de cao-partijen met een inhoudelijke verkenning. We ondersteunden de cao-partijen bij deze verkenning. En we blijven ondersteuning bieden in het verdere traject.
Eerste mijlpalen project
In het vierde kwartaal van 2022 spraken de cao-partijen af de ‘solidaire regeling met invaren’ als werkhypothese voor de toekomstige pensioenregeling te hanteren. Deze werkhypothese geeft richting aan onze voorbereidingen op de overgang naar een nieuwe pensioenregeling. Begin 2023 starten de cao-partijen met de inhoudelijke uitwerking. Op onze website hebben we een themapagina over het nieuwe pensioenstelsel. Zo nemen we onze deelnemers mee in het proces en de verdere ontwikkelingen.
In 2022 troffen we, al dan niet samen met onze uitbestedingspartijen, de volgende voorbereidingen op de (uitvoering van de) nieuwe pensioenregeling:
- We zetten een interne projectorganisatie op. We benoemden een Wtp-officer en stelden een tijdelijke commissie, Taskforce Wtp, samen die de bestuurlijke voorbereidingen doet.
- Samen met TKP, onze pensioenuitvoeringsorganisatie, werkten we aan de (eerste) contouren van de nieuwe pensioenadministratie.
- We begonnen met het project datakwaliteit. Zodat we vóór de overgang naar de nieuwe pensioenregeling een nog beter beeld hebben van de betrouwbaarheid van de geadministreerde pensioenen.
- Met onze uitbestedingspartijen troffen we voorbereidingen voor een mogelijke inrichting en uitvoering van de nieuwe pensioenregeling.
- Ook keken we al naar de toekomstige samenwerking met en tussen onze uitbestedingspartijen.
Overgangsfase huidige regeling naar nieuwe pensioenregeling
Er komt overgangswetgeving voor pensioenfondsen die de huidige pensioenen omzetten naar een nieuwe pensioenregeling: het transitie-FTK. De overgangswetgeving is onderdeel van de Wtp. Ook de beoogde ingangsdatum van het transitie-FTK is 1 juli 2023.
Pensioenfondsen zijn niet verplicht om deze overgangswetgeving te gebruiken. Doen ze het wel, dan zijn daar voorwaarden aan verbonden. Bijvoorbeeld dat de ondergrens van de actuele dekkingsgraad 90 procent is. Als de actuele dekkingsgraad aan het eind van het jaar lager is dan 90 procent, moet het pensioenfonds de pensioenen verlagen.
Pensioenfondsen hoeven straks geen herstelplan meer te maken. Daarvoor in de plaats komt een ‘overbruggingsplan’. In het overbruggingsplan laat een pensioenfonds zien dat het in de periode tot de overgang naar de nieuwe pensioenregeling een dekkingsgraad verwacht te hebben van ten minste 95 procent. Maar de benodigde dekkingsgraad kan ook veel hoger zijn. Dat hangt af van de uitwerking van de nieuwe pensioenregeling. Ook mag een pensioenfonds bepalen of het de pensioenen kan en wil verhogen bij een beleidsdekkingsgraad hoger dan 105 procent (nu: 110 procent). Dit gebeurt in overleg met de cao-partijen. Dit in verband met de gewenste dekkingsgraad bij het invaren in de nieuwe pensioenregeling per 1 januari 2026. We moeten aan DNB doorgeven of we het transitie-FTK gaan gebruiken, en hoe we het beleid dan gaan inrichten. Als we het transitie-FTK in 2023 willen gebruiken, moeten we vooralsnog uiterlijk 1 september 2023 ons overbruggingsplan indienen. We nemen dit besluit pas als de uitwerking van de wetgeving bekend is. En we doen dat samen met de cao-partijen, want zij gaan over de (toekomstige) pensioenregeling. Zij moeten ook het verzoek doen om de huidige pensioenen om te zetten naar de nieuwe pensioenregeling. Dat is een voorwaarde om gebruik te maken van het transitie-FTK. We vragen ook het verantwoordingsorgaan om advies over de vaststelling van het overbruggingsplan.
1.5.2 Uitkering van een deel van het pensioenvermogen ineens
1.5.2 Uitkering van een deel van het pensioenvermogen ineens
Het is de bedoeling dat deelnemers die met pensioen gaan straks maximaal 10 procent van de waarde van hun pensioen als bedrag ineens kunnen laten uitkeren. De wetgeving hiervoor is al verschillende keren uitgesteld. In het wetsvoorstel staat dat deelnemers alleen bij pensioeningang een bedrag ineens kunnen laten uitkeren. Een wetswijziging moet nu mogelijk maken dat dit ook in de maand januari ná de pensioeningang kan. De Tweede Kamer en de Eerste Kamer moeten de wetswijziging nog behandelen. De verwachte ingangsdatum is 1 januari 2024.
In 2022 bereidden we onze processen, administratie en communicatie al op de uitkering van een bedrag ineens voor.
1.5.3 Aanpassing van de rentetermijnstructuur 2021-2023
1.5.3 Aanpassing van de rentetermijnstructuur 2021-2023
In 2019 besloot DNB om de methodiek van de rentetermijnstructuur (RTS) aan te passen. Dit gebeurt in vier stappen. Op 1 januari 2021 vond de eerste aanpassing plaats, op 1 januari 2022 de tweede. Hierdoor daalde de dekkingsgraad in januari 2021 met ongeveer 0,9 procentpunt en in januari 2022 met ongeveer 0,6 procentpunt. In januari 2023 en januari 2024 zou DNB de laatste twee aanpassingen doorvoeren. Hierdoor zou de dekkingsgraad in totaal met nog eens ongeveer 1,4 procentpunt dalen. In 2022 besloot DNB om het anders te doen. Op advies van de Commissie Parameters paste DNB de URF-methodiek nogmaals aan. DNB voerde deze aanpassing in één keer door op 1 januari 2023. Hierdoor daalde de dekkingsgraad op 1 januari 2023 met 0,3 procentpunt.