7.4.3 Toelichting op de balans
7.4.3 Toelichting op de balans
Activa
Activa
1. Beleggingen voor risico pensioenfonds
| (bedragen x € 1.000) | 31-12-2022 | 31-12-2021 | ||
|---|---|---|---|---|
| Vastgoed beleggingen | 936.678 | 1.053.590 | ||
| Aandelen | 2.040.271 | 2.401.284 | ||
| Vastrentende waarden | 4.278.250 | 4.504.857 | ||
| Derivaten | 136.043 | 424.301 | ||
| Overige beleggingen | 1.032.920 | 1.094.448 | ||
| Totaal | 8.424.162 | 9.478.480 |
| (bedragen x € 1.000) | Vastgoed beleggingen | Aandelen | Vastrentende waarden | Derivaten | Overige beleggingen | Totaal | ||||||
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| Stand per 1 januari 2022 | 1.053.590 | 2.401.284 | 4.504.857 | 385.284 | 1.094.448 | 9.439.463 | ||||||
| Aankopen | 81.095 | 528.645 | 2.885.274 | 184.211 | 5.087.538 | 8.766.763 | ||||||
| Verkopen | -211.510 | -666.279 | -2.415.750 | -203.188 | -5.197.208 | -8.693.935 | ||||||
| Herwaardering | 23.513 | -271.472 | -691.533 | -977.366 | 5.885 | -1.910.973 | ||||||
| Overige mutaties | -10.010 | 26.860 | 16.635 | 4.605 | 42.257 | 80.347 | ||||||
| Reclassificatie beginbalans | 0 | 21.233 | -21.233 | 0 | 0 | 0 | ||||||
| Stand per 31 december 2022 | 936.678 | 2.040.271 | 4.278.250 | -606.454 | 1.032.920 | 7.681.665 | ||||||
| Schuldpositie derivaten (credit) | 742.497 | |||||||||||
| Totaal | 8.424.162 |
Onder de Overige mutaties worden de mutaties tussen 2021 en 2022 van beleggingsvorderingen en - schulden verantwoord. De aankopen onder 'Overige beleggingen' ( 5.087.538 duizend euro) betreffen met name de ontvangen cash collateral die in MM funds zijn geïnvesteerd (1.196.928 duizend euro) en Money Market Funds (3.890.610 duizend euro). De verkopen onder 'Overige beleggingen' ( 5.197.208 duizend euro) betreffen met name collateral (743.414 duizend euro) en Money Market Funds (4.453.794 duizend euro). De reclassificatie van de beginbalans heeft betrekking op de Blue Triangle beleggingsfondsen. Het Private Infrastructuur/Equity fonds is volledig onder aandelen gepresenteerd, het private debt fonds onder vastrentende waarden. Voorheen viel een deel van de Private Infrastructuur/Equity onder de vastrentende waarden. Voor een beter inzicht is besloten om op fondsniveau te presenteren. De vergelijkende cijfers zijn niet aangepast.
| (bedragen x € 1.000) | Vastgoed beleggingen | Aandelen | Vastrentende waarden | Derivaten | Overige beleggingen | Totaal | ||||||
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| Stand per 1 januari 2021 | 872.405 | 2.311.313 | 4.140.686 | 675.711 | 966.219 | 8.966.334 | ||||||
| Aankopen | 319.917 | 659.010 | 2.342.571 | 195.301 | 4.369.379 | 7.886.178 | ||||||
| Verkopen | -312.366 | -1.067.778 | -1.902.118 | -123.468 | -4.220.541 | -7.626.271 | ||||||
| Herwaardering | 163.643 | 498.055 | -75.430 | -357.737 | -20.803 | 207.728 | ||||||
| Overige mutaties | 9.991 | 684 | -852 | -4.523 | 194 | 5.494 | ||||||
| Reclassificatie beginbalans | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | ||||||
| Stand per 31 december 2021 | 1.053.590 | 2.401.284 | 4.504.857 | 385.284 | 1.094.448 | 9.439.463 | ||||||
| Schuldpositie derivaten (credit) | 39.017 | |||||||||||
| Totaal | 9.478.480 |
Vastgoed beleggingen
| (bedragen x € 1.000) | 31-12-2022 | 31-12-2021 | ||
|---|---|---|---|---|
| Beursgenoteerde indirecte vastgoedbeleggingen, zijnde participaties in beleggingsinstellingen die beleggen in vastgoed. | 38.826 | 261.266 | ||
| Niet-beursgenoteerde indirecte vastgoedbeleggingen, zijnde participaties in beleggingsinstellingen die beleggen in vastgoed. | 897.813 | 782.274 | ||
| Vorderingen | 191 | 10.203 | ||
| Schulden | -152 | -153 | ||
| Totaal | 936.678 | 1.053.590 | ||
De vorderingen betreffen nog te ontvangen beleggingsuitkeringen (dividend en rente). De schulden betreffen beleggingscrediteuren (bijvoorbeeld nog te betalen kosten) en overlopende transacties.
Einde boekjaar bedragen de volgende posten meer dan 5,0 procent van de betreffende beleggingscategorie:
| (bedragen x € 1.000) | 31-12-2022 | 31-12-2021 | ||||||
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| AXA Core europe fund | 54.081 | 5,8% | 52.393 | 5,0% | ||||
| Prologis targeted European fund | 87.668 | 9,4% | 68.291 | 6,5% | ||||
| CBRE pan-European core fund | 55.203 | 5,9% | 57.487 | 5,5% | ||||
| CBRE dutch residential fund IV | 139.420 | 14,9% | 137.956 | 13,1% | ||||
| Prime property fund | 64.592 | 6,9% | 54.682 | 5,2% | ||||
| Invesco real estate Asia fund | 57.724 | 6,2% | 57.117 | 5,4% | ||||
| Bouwinvest dutch institutional | 77.249 | 8,2% | 54.385 | 5,2% | ||||
| Clarion lion industrial trust | 81.799 | 8,7% | 55.779 | 5,3% | ||||
| Metlife Core Property Fund GP | 71.566 | 7,6% | 59.187 | 5,6% | ||||
| Prisa LP | 68.132 | 7,3% | 58.710 | 5,6% | ||||
| Totaal | 757.434 | 80,9% | 655.987 | 62,3% |
Aandelen
| (bedragen x € 1.000) | 31-12-2022 | 31-12-2021 | ||
|---|---|---|---|---|
| Beusgenoteerde aandelen | 1.599.845 | 2.068.056 | ||
| Private equity | 433.492 | 353.154 | ||
| Vorderingen | 8.184 | 7.427 | ||
| Schulden | -1.250 | -27.353 | ||
| Totaal | 2.040.271 | 2.401.284 | ||
De vorderingen betreffen nog te ontvangen dividend (1.810 duizend euro) en terug te vorderen dividendbelasting (6.374 duizend euro). De schulden betreffen nog af te wikkelen transacties. Het pensioenfonds doet niet aan securities lending en heeft dan ook geen aandelen uitgeleend.
Het pensioenfonds belegt niet in de sponsor. De niet-beursgenoteerde aandelen betreffen de beleggingen in een private equity-portefeuille van Blue Triangles Private Markets Investments C.V. Deze portefeuille vertegenwoordigt 21,2 procent van de totale beleggingen in aandelen.
Verder zijn er geen posities groter dan 5 procent van het totaal in aandelen geïnvesteerd vermogen.
Vastrentende waarden
| (bedragen x € 1.000) | 31-12-2022 | 31-12-2021 | ||
|---|---|---|---|---|
| Staatsobligaties | 2.111.256 | 2.066.871 | ||
| Hypothecaire leningen | 719.942 | 860.980 | ||
| Bedrijfsobligaties | 1.221.534 | 1.317.914 | ||
| Leningen (Syndicated Loans) | 206.389 | 256.596 | ||
| Vorderingen | 31.340 | 49.576 | ||
| Schulden | -12.211 | -47.080 | ||
| Totaal | 4.278.250 | 4.504.857 |
De vorderingen betreffen nog te ontvangen rente (26.526 duizend euro) en overlopende transacties (4.814 duizend euro). De schulden bestaan uit overlopende transacties.
Einde boekjaar bedragen de volgende posten meer dan 5,0 procent van het totaal aan vastrentende waarden:
| (bedragen x € 1.000) | 31-12-2022 | 31-12-2021 | ||||||
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| Staatsobligaties Republiek Frankrijk | 373.245 | 8,7% | 319.044 | 7,1% | ||||
| Staatsobligaties Bondsrepubliek Duitsland | 368.626 | 8,6% | 606.511 | 13,5% | ||||
| Staatsobligaties Koninkrijk der Nederlanden | 443.164 | 10,4% | 331.556 | 7,4% | ||||
| AEAM Dutch Mortgage Fund | 251.898 | 5,9% | 301.483 | 6,7% | ||||
| ASR Hypothekenfonds | 469.306 | 11,0% | 560.636 | 12,4% | ||||
| Totaal | 1.906.239 | 44,6% | 2.119.230 | 47,0% |
Derivaten
De totale derivatenpositie (dus inclusief de onder passiva gepresenteerde negatieve posities) bedraagt:
| (bedragen x € 1.000) | 31-12-2022 | 31-12-2021 | ||
|---|---|---|---|---|
| Valutaderivaten | 11.435 | 4.949 | ||
| Futures (aandelenderivaten) | -384 | 107 | ||
| Rentederivaten | -617.502 | 384.644 | ||
| Overige derivaten | 0 | 192 | ||
| Overige schulden | -3 | -4.608 | ||
| Totaal | -606.454 | 385.284 |
Onderstaande tabel geeft een samenvatting van de derivatenpositie op 31 december 2022:
| Type contract | Gemiddelde looptijd | Contract- omvang |
Saldo waarde |
Positieve waarde | Negatieve waarde | |||||
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| Valutaderivaten | 1/23 - 04/23 | 830.973 | 11.435 | 13.186 | 1.751 | |||||
| Futures (aandelenderivaten) | 03/23 | 14.255 | -384 | 0 | 384 | |||||
| Rentederivaten | 12/23 - 12/72 | 2.547.146 | -617.502 | 122.860 | 740.362 | |||||
| Overige derivaten | 0 | 0 | 0 | 0 | ||||||
| Totaal | 3.392.374 | -606.451 | 136.046 | 742.497 |
Met alle derivatentegenpartijen zijn ISDA/CSA-contracten afgesloten. Hierin zijn onder meer afspraken over de te ontvangen en te geven zekerheden vormgegeven voor derivaten die op bilaterale basis worden aangehouden. Het geven en vragen van zekerheden is een dagelijks terugkerend proces. Het pensioenfonds ontvangt doorgaans cash van tegenpartijen en het pensioenfonds stort zelf staatsobligaties van hoge kwaliteit (AAA/AA-rated, Duitsland, Nederland en Frankrijk). De ontvangen cash collateral wordt in money market funds (geldmarktfondsen) geïnvesteerd. Er vindt een dagelijkse automatische cash sweep plaats op het collateral account richting geldmarktfondsen.
Eind 2022 is er voor 424,5 miljoen euro aan onderpand gestort aan tegenpartijen bij een waarde van bilateraal afgesloten derivaten van -419,3 miljoen euro. Daarmee heeft het pensioenfonds in totaliteit op jaareinde iets meer onderpand gestort dan gewenst (verschil: 5,2 miljoen euro). Dit verschil is bij onderpanduitwisseling op 2 januari 2023 omgeslagen in een tekort aan gestort onderpand van 32,3 miljoen euro in het voordeel van het fonds; daarmee was bij alle individuele tegenpartijen sprake van een adequate onderpanduitwisseling vanuit het perspectief van het fonds. Naast de bilateraal aangehouden derivaten worden ook derivaten op basis van centrale clearing aangehouden. De gegeven zekerheden aan de clearing member (als initial margin en variation margin) bedragen 110,9 miljoen euro bij een exposure van 73,9 miljoen euro. Er is dus sprake van te veel gestort onderpand door het pensioenfonds ter waarde van 37,0 miljoen euro. De initial margin wordt opgevraagd door de CCP, de centrale tegenpartij, en is ter zekerheid van eventuele toekomstige verliezen. De variation margin betreft opgevraagde zekerheid ter dekking van dagelijkse schommelingen in de waarde. Er is sprake van een zeer ruime buffer om toekomstige schommelingen op te kunnen vangen.
Onderstaande tabel geeft een samenvatting van de derivatenpositie op 31 december 2021:
| Type contract | Gemiddelde looptijd | Contract- omvang |
Saldo waarde |
Positieve waarde | Negatieve waarde | |||||
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| Valutaderivaten | 01/22 - 04/22 | -1.088.484 | 4.949 | 7.705 | 2.756 | |||||
| Futures (aandelenderivaten) | 03/22 | 11.672 | 107 | 120 | 13 | |||||
| Rentederivaten | 12/23 - 06/72 | 1.324.850 | 384.644 | 420.794 | 36.150 | |||||
| Overige derivaten | 03/22 | 136.794 | 192 | 290 | 98 | |||||
| Totaal per 31 december | 384.832 | 389.892 | 428.909 | 39.017 |
| Overige beleggingen | ||||
|---|---|---|---|---|
| (bedragen x € 1.000) | 31-12-2022 | 31-12-2021 | ||
| Money Market instruments | 1.033.965 | 1.137.750 | ||
| Overige vorderingen | 0 | 0 | ||
| Overige schulden | -1.045 | -43.302 | ||
| Totaal | 1.032.920 | 1.094.448 |
De categorie Money Market instruments betreft investeringen in geldmarktfondsen. De overige schulden betreffen nog af te wikkelen transacties.
Eindeboekjaar bedragen de volgende posten meer dan 5,0 procent van de beleggingscategorie ‘Overige beleggingen’:
| (bedragen x € 1.000) | 31-12-2022 | 31-12-2021 | ||||||
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| BlackRock Institutional Euro Liquidity fund | 546.133 | 52,9% | 470.324 | 43,0% | ||||
| JPM EU Liquid LVNAV-IN | 173.975 | 16,8% | 238.635 | 21,8% | ||||
| BlackRock ICS eur Class G dis | 143.994 | 13,9% | 255.415 | 23,3% | ||||
| State Street USD Liquidity LVNAV Fund Z Accumulating Shares | 0 | 0,0% | 128.981 | 11,8% | ||||
| Totaal | 864.102 | 83,7% | 1.093.355 | 99,9% | ||||
Categorisering beleggingen naar waarderingsmethoden
Zoals vermeld in de toelichting zijn de beleggingen van het pensioenfonds gewaardeerd tegen actuele waarde op balansdatum en is het over het algemeen mogelijk en gebruikelijk om de actuele waarde binnen een aanvaardbare bandbreedte van schattingen vast te stellen. Voor de meerderheid van de financiële instrumenten van het pensioenfonds kan gebruik worden gemaakt van marktnoteringen. Echter, bepaalde financiële instrumenten, zoals bijvoorbeeld vastgoed, hypothekenportefeuilles en beleggingen in fondsen zonder onderliggende beursnotering, zijn gewaardeerd met gebruikmaking van andere methoden (Net Asset Value-waardering). Dit betreft onder andere private equity, hypotheekfondsen en niet-beursgenoteerde geldmarktfondsen.
In de kolom 'netto contante waarde berekening' zijn de beleggingen verantwoord die als gevolg van netto contante waarde berekeningen of een andere geschikte methode zijn gewaardeerd.
Schattingen van de actuele waarde zijn een momentopname, gebaseerd op de marktomstandigheden en de beschikbare informatie over het financiële instrument. Deze schattingen zijn van nature subjectief en bevatten onzekerheden (bijvoorbeeld rentestand, volatiliteit en schatting van kasstromen). En kunnen derhalve niet met precisie worden vastgesteld. In het algemeen geldt dat het pensioenfonds de opgave van de beleggingsadministrateur volgt. Hier is in 2022 niet van afgeweken.
Op basis van de boekwaarde, inclusief creditstanden van de derivaten, kan het volgende onderscheid worden gemaakt:
| (bedragen x € 1.000) | Genoteerde marktprijzen | Onafhankelijke taxaties | NCW berekeningen | Andere methode(n) | Totaal | |||||
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| Vastgoed beleggingen | 38.826 | 0 | 0 | 897.852 | 936.678 | |||||
| Aandelen | 1.599.845 | 0 | 0 | 440.426 | 2.040.271 | |||||
| Vastrentende waarden | 3.214.197 | 0 | 0 | 1.064.053 | 4.278.250 | |||||
| Derivaten | 11.051 | 0 | -617.502 | -3 | -606.454 | |||||
| Overige beleggingen | 0 | 0 | 0 | 1.032.920 | 1.032.920 | |||||
| Stand per 31 december 2022 | 4.863.919 | 0 | -617.502 | 3.435.248 | 7.681.665 |
| (bedragen x € 1.000) | Genoteerde marktprijzen | Onafhankelijke taxaties | NCW berekeningen | Andere methode(n) | Totaal | |||||
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| Vastgoed beleggingen | 261.266 | 0 | 0 | 792.324 | 1.053.590 | |||||
| Aandelen | 2.068.056 | 0 | 0 | 333.228 | 2.401.284 | |||||
| Vastrentende waarden | 3.336.333 | 0 | 0 | 1.168.524 | 4.504.857 | |||||
| Derivaten | 5.056 | 0 | 384.836 | -4.608 | 385.284 | |||||
| Overige beleggingen | 0 | 0 | 0 | 1.094.448 | 1.094.448 | |||||
| Stand per 31 december 2021 | 5.670.711 | 0 | 384.836 | 3.383.916 | 9.439.463 |
2. Beleggingen voor risico deelnemers
| (bedragen x € 1.000) | 31-12-2022 | 31-12-2021 | ||
|---|---|---|---|---|
| Aandelen | 1.470 | 2.237 | ||
| Vastrentende waarden | 3.959 | 6.685 | ||
| Overige beleggingen | 146 | 212 | ||
| Totaal | 5.575 | 9.134 |
3. Herverzekeringsdeel technische voorziening
| (bedragen x € 1.000) | 31-12-2022 | 31-12-2021 | ||
|---|---|---|---|---|
| Herverzekeringsdeel technische voorziening | 11.667 | 16.179 | ||
| Totaal | 11.667 | 16.179 |
4. Vorderingen en overlopende activa
| (bedragen x € 1.000) | 31-12-2022 | 31-12-2021 | ||
|---|---|---|---|---|
| Vorderingen werkgevers | 161 | 342 | ||
| Overige vorderingen en overlopende activa | 794 | 73 | ||
| Totaal | 955 | 415 |
De vorderingen op de werkgever hebben betrekking op de premie-afrekening over 2022. De overige vorderingen bestaan uit vooruitbetaalde bedragen. Alle vorderingen hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar.
5. Overige activa
| (bedragen x € 1.000) | 31-12-2022 | 31-12-2021 | ||
|---|---|---|---|---|
| Banken, rekening-courant | 9.381 | 4.981 | ||
| Liquiditeiten vermogensbeheer | 133.466 | 25.810 | ||
| Totaal | 142.847 | 30.791 |
De tegoeden bij banken staan ter vrije beschikking van het pensioenfonds.
Passiva
Passiva
6. Stichtingskapitaal en reserves
| (bedragen x € 1.000) | Algemene reserve | |
|---|---|---|
| Stand per 1 januari 2021 | -14.110 | |
| Uit bestemmingssaldo van baten en lasten | 982.689 | |
| Stand per 31 december 2021 | 968.579 | |
| Uit bestemmingssaldo van baten en lasten | 228.844 | |
| Stand per 31 december 2022 | 1.197.423 |
| Dekkingsgraad, vermogenspositie en herstelplan | 31-12-2022 | 31-12-2021 | ||
|---|---|---|---|---|
| Feitelijke dekkingsgraad | 118,0% | 111,4% | ||
| Beleidsdekkingsgraad | 120,2% | 106,7% |
Reële dekkingsgraad
Bij het bepalen van de reële dekkingsgraad van het pensioenfonds wordt de voorziening voor pensioenverplichtingen herrekend waarbij rekening wordt gehouden met toekomstbestendige indexatie. De reële dekkingsgraad eind 2022 bedraagt 92,1 procent (2021: 86,8 procent).
Voor het bepalen van het vereist eigen vermogen (de solvabiliteitstoets) maakt het pensioenfonds gebruik van het standaard model. Het bestuur acht het gebruik van het standaardmodel passend voor de risico's van het pensioenfonds. De uitkomsten van de solvabiliteitstoets zijn opgenomen in de risicoparagraaf.
Op basis hiervan bedraagt het (minimaal) vereist vermogen op 31 december:
| (bedragen x € 1.000) | 31-12-2022 | 31-12-2021 | ||||||
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| Stichtingskapitaal en reserves | 1.197.423 | 118,0% | 968.579 | 111,4% | ||||
| Minimaal vereist eigen vermogen | 279.374 | 104,2% | 358.970 | 104,2% | ||||
| Vereist eigen vermogen | 1.137.442 | 117,1% | 1.291.888 | 115,2% |
De vermogenspositie van het pensioenfonds kan als gevolg hiervan worden gekarakteriseerd als voldoende. Het pensioenfonds heeft eind 2022 geen dekkings-of reservetekort.
Herstelplan
Indien de beleidsdekkingsgraad van een pensioenfonds einde boekjaar lager is dan de vereiste dekkingsgraad dient een pensioenfonds een herstelplan in te dienen bij DNB. In het herstelplan maakt een pensioenfonds duidelijk hoe de beleidsdekkingsgraad de vereiste dekkingsgraad binnen tien jaar bereikt. Indien alle beleidsmiddelen ingezet zijn en het pensioenfonds desondanks naar verwachting niet binnen de gekozen herstelperiode aan de vereiste dekkingsgraad voldoet, moet als laatste sturingsmiddel het verlagen van pensioenaanspraken en -rechten worden ingezet.
De beleidsdekkingsgraad van het pensioenfonds was per 31 december 2021 vastgesteld op 111,4 procent. Hiermee was de beleidsdekkingsgraad eind 2021 lager dan de vereiste dekkingsgraad. Het pensioenfonds heeft daarom in 2022 een geactualiseerd herstelplan ingediend bij DNB. Op basis van de financiële positie per 31 december 2022 hoeft er in 2023 geen geactualiseerd herstelplan te worden ingediend.
Statutaire regeling voor de bestemming van het saldo van baten en lasten
Er zijn geen statutaire bepalingen betreffende de bestemming van het resultaat. Het saldo van de staat van baten en lasten over 2022 is toegevoegd aan de algemene reserve.
7. Technische voorzieningen
Technische voorzieningen
| (bedragen x € 1.000) | 31-12-2022 | 31-12-2021 | ||
|---|---|---|---|---|
| Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds | 6.589.562 | 8.466.409 | ||
| Herverzekeringsdeel technische voorziening | 11.667 | 16.179 | ||
| Totaal | 6.601.229 | 8.482.588 |
Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds
| (bedragen x € 1.000) | 31-12-2022 | 31-12-2021 | ||
|---|---|---|---|---|
| Stand per 1 januari | 8.482.588 | 8.976.980 | ||
| Pensioenopbouw | 283.219 | 283.614 | ||
| Toeslagverlening | 513.503 | -338 | ||
| Rentetoevoeging | -44.319 | -47.876 | ||
| Onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringkosten | -221.015 | -203.613 | ||
| Wijziging marktrente | -2.528.548 | -654.076 | ||
| Wijziging actuariele grondslagen | 71.474 | 86.257 | ||
| Wijziging uit hoofde overdracht van rechten | 31.162 | 13.966 | ||
| Overige mutaties | 13.165 | 27.674 | ||
| Stand per 31 december | 6.601.229 | 8.482.588 | ||
Einde boekjaar bedraagt de gemiddelde discontovoet 2,64 procent (2021: 0,54 procent).
Pensioenopbouw
Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijdopbouw. Dit is het effect op de voorziening pensioenverplichtingen van de in het verslagjaar opgebouwde nominale rechten ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen.
Toeslagverlening
In 2022 is besloten, gebruikmakend van de versoepelde wet- en regelgeving zoals in 2022 van toepassing (algemene maatregel van bestuur), om (met terugwerkende kracht) per 1 januari 2022 een toeslag te verlenen van 1,7 procent over de opgebouwde pensioenaanspraken van actieve deelnemers en 2,57 procent over de pensioenaanspraken en -rechten van premievrije en pensioengerechtigde deelnemers. Daarnaast heeft het bestuur besloten om per 1 januari 2023 de pensioenaanspraken van actieve deelnemers te verhogen met 2,7% en de pensioenaanspraken en -rechten van premievrije en pensioengerechtigde deelnemers te verhogen met 7,5 procent.
De groep ex-Cadans-deelnemers (deelnemers met een ingegaan pensioen of premievrij recht van vóór 1996) hebben een onvoorwaardelijke toeslagbepaling gebaseerd op de ontwikkeling van de CPI-afgeleid en gemaximeerd op 7,5 procent. De toeslag van 2,57 procent per 1 januari 2022 voor deze groep deelnemers is reeds in 2021 toegekend en verwerkt. Doordat voor deze onvoorwaardelijke toeslagverlening al een pensioenverplichting is opgenomen gebaseerd op een jaarlijkse pensioenverhoging van 1,9 procent is in 2021 een vrijval van de technische voorziening van 338 duizend euro ontstaan. In 2022 is ook aan deze groep een pensioenverhoging toegekend per 1 januari 2023 van 7,5%. Deze is verwerkt in 2022.
Rentetoevoeging
De pensioenverplichtingen zijn opgerent met -0,486 procent (2021: -0,533 procent) op basis van de éénjaarsrente van de DNB-curve aan het begin van het verslagjaar.
Onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten
Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt voor de financiering van de verwachte pensioenuitkeringen in de verslagperiode.
Toekomstige pensioenuitvoeringskosten (in het bijzonder excassokosten) worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt voor de financiering van de verwachte uitvoeringskosten in de verslagperiode.
Wijziging marktrente
Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt als 'wijziging marktrente' verantwoord.
Wijziging actuariële uitgangspunten
Jaarlijks worden de actuariële grondslagen en/of methoden beoordeeld en mogelijk herzien voor de berekening van de actuele waarde van de pensioenverplichtingen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van interne en externe actuariële deskundigheid. Dit betreft onder meer de vergelijking van veronderstellingen ten aanzien van sterfte, langleven en arbeidsongeschiktheid met werkelijke waarnemingen, zowel voor de gehele bevolking als voor de populatie van het fonds.
De vaststelling van de toereikendheid van de voorziening voor pensioenverplichtingen is een inherent onzeker proces, waarbij gebruik wordt gemaakt van schattingen en oordelen door het bestuur van het fonds. Het effect van deze wijzigingen wordt verantwoord in het resultaat op het moment dat de actuariële uitgangspunten worden herzien.
De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten.
Indien het voor het geven van het in artikel 2:362 lid 1 BW vereiste inzicht noodzakelijk is, is de aard van deze oordelen en schattingen inclusief de bijbehorende veronderstellingen opgenomen bij de toelichting op de desbetreffende jaarrekeningposten. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien, en in toekomstige perioden waarvoor de herziening gevolgen heeft.
In 2022 heeft het fonds de volgende grondslagen aangepast:
- In september 2022 heeft het Koninklijk Actuarieel Genootschap de Prognosetafel AG2022 gepubliceerd. Het pensioenfonds is per 30 september 2022 overgegaan op deze prognosetafel en dit heeft een verhogend effect op de technische voorzieningen van 44,7 miljoen euro en daardoor een negatief effect op de dekkingsgraad van 0,8 procentpunt.
- Ook heeft een aanpassing van de correctiefactoren op sterftekansen, ofwel de ervaringssterfte, plaatsgevonden. Deze aanpassing is doorgevoerd per 30 september 2022 en heeft een verhogend effect op de technische voorzieningen van 19,8 miljoen euro en daardoor een negatief effect op de dekkingsgraad van 0,4 procentpunt.
- Het pensioenfonds heeft de opslag voor toekomstige uitvoeringskosten in 2022 conform beleid getoetst en op basis daarvan besloten de opslag te verhogen van 2,3 procent naar 2,4 procent. Als gevolg van de verhoging van de opslag voor toekomstige uitvoeringskosten van 2,3 procent naar 2,4 procent zijn de technische voorzieningen per einde 2022 met 6,1 miljoen euro toegenomen. Het effect op de dekkingsgraad is -0,1 procentpunt.
- Ook heeft het fonds in 2022 op basis van onderzoek besloten de opslag voor latent wezenpensioen te verlagen van 3,5 procent naar 2,25 procent. Hierdoor zijn de technische voorzieningen afgenomen met 4,7 miljoen euro. Het effect op de dekkingsgraad is afgerond 0,1 procentpunt.
- Verder heeft de overheid begin november 2022 besloten dat vanaf 2028 de AOW-leeftijd met drie maanden wordt verhoogd naar 67 jaar en 3 maanden. De overgang heeft invloed op de uitkeringsduur van ANW uitkeringen, welke langer wordt. Hierdoor zijn de technische voorzieningen toegenomen met 0,3 miljoen euro. Het effect op de dekkingsgraad is afgerond 0,0 procent.
- Bij het waarderen van de verplichtingen is de door DNB vastgestelde rentetermijnstructuur van 31 december 2022 gehanteerd. Deze is voor 50 procent gebaseerd op de 'oude' UFR-methodiek zoals van toepassing tot en met 2020 en voor 50 procent op de 'nieuwe' UFR-methodiek zoals die stapsgewijs vanaf 2021 wordt ingevoerd. Als gevolg van deze wijziging zijn de technische voorzieningen met 5,3 miljoen euro toegenomen. Het effect op de dekkingsgraad is -0,1 procentpunt.
Bovenstaande aanpassingen worden in de jaarrekening als schattingswijzigingen aangemerkt. Het totale effect op de technische voorzieningen is 71,5 miljoen euro. Het totale effect op de dekkingsgraad ultimo jaar is -1,3 procentpunt.
Voor een toelichting op de grondslagen voor de waardering van de mutaties voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds wordt verwezen naar paragraaf 9.4.2.
Wijziging uit hoofde overdracht van rechten
| (bedragen x € 1.000) | 31-12-2022 | 31-12-2021 | ||
|---|---|---|---|---|
| Toevoeging aan de technische voorziening | 55.000 | 16.364 | ||
| Onttrekking aan de technische voorziening | -23.838 | -2.398 | ||
| Totaal | 31.162 | 13.966 | ||
De voorziening voor pensioenverplichtingen is naar categorieën als volgt samengesteld:
| (bedragen x € 1.000) | 31-12-2022 | 31-12-2021 | ||||||
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| Voorziening | Aantallen | Voorziening | Aantallen | |||||
| Actieven deelnemers | 2.993.405 | 22.301 | 4.268.641 | 21.863 | ||||
| Gewezen deelnemers | 738.376 | 20.712 | 1.031.564 | 20.583 | ||||
| Pensioengerechtigden | 2.898.502 | 16.782 | 3.210.698 | 16.059 | ||||
| Totaal | 6.630.283 | 59.795 | 8.510.903 | 58.505 | ||||
Bovenstaande samenstelling van de voorziening voor pensioenverplichtingen is inclusief het herverzekerde deel en de voorziening voor arbeidsongeschiktheid van 29,1 miljoen euro (2021: 28,3 miljoen euro) die onder de overige technische voorzieningen is gepresenteerd.
Korte beschrijving pensioenregeling
De belangrijkste kenmerken van de pensioenregeling zijn:
- De regeling is een regeling op basis van voorwaardelijk geïndexeerd middelloon.
- Het opbouwpercentage voor ouderdomspensioen bedraagt 1,738 procent per jaar van de pensioengrondslag.
- Het maximum pensioengevend jaarloon bedraagt 114.866 euro (2021: 112.189 euro).
- De franchise 2022 bedraagt 14.874 euro.
- De pensioenrichtleeftijd is 67 jaar.
- De pensioenopbouw eindigt op de leeftijd van 67 jaar.
- Het partnerpensioen is verzekerd op risicobasis voor overlijden tijdens de deelneming en op kapitaalbasis vindt opbouw van een partnerpensioen plaats (35 procent van het ouderdomspensioen) voor overlijden na pensionering. Bij pensionering kan een deel van de opgebouwde ouderdomspensioenaanspraken worden omgezet in levenslang partnerpensioen en omgekeerd. Bij uitdiensttreding kan een deel van het opgebouwde ouderdomspensioen samen met het uitgestelde partnerpensioen worden omgezet naar een direct ingaand partnerpensioen. Het uitgestelde partnerpensioen werd in de basisregeling opgebouwd tot 1 januari 2019. Het aanvullend partnerpensioen is ook een uitgesteld partnerpensioen.
- Voorwaardelijke toeslagverlening voor zowel actieve deelnemers (op basis van de loonontwikkeling bij UWV) als slapers en pensioengerechtigden (op basis van de consumentenprijsindex alle huishoudens afgeleid). De toeslag is gemaximeerd op 7,5%.
- Een collectieve excedent arbeidsongeschiktheidsverzekering voor inkomens boven het maximum dagloon.
- Op vrijwillige basis kan worden deelgenomen aan een verzekering voor een tijdelijk partnerpensioenverzekering (voorheen Anw-hiaat), een individuele arbeidsongeschiktheidsverzekering en/of een aanvullende partnerpensioenopbouw. Voor deze verzekeringen is de deelnemer premie verschuldigd.
Toeslagverlening
De toeslagen op pensioenrechten en pensioenaanspraken worden jaarlijks vastgesteld door het bestuur van het pensioenfonds. De daadwerkelijke toeslag in een jaar is voorwaardelijk en is afhankelijk van de hoogte van de beschikbare middelen. Een uitzondering hierop is de onvoorwaardelijke toezegging aan de ex-Cadans-deelnemers (deelnemers met een ingegaan pensioen of premievrij recht van vóór 1996). In 2022 is besloten, gebruikmakend van de versoepelde wet- en regelgeving zoals in 2022 van toepassing (algemene maatregel van bestuur) om (met terugwerkende kracht) per 1 januari 2022 een toeslag te verlenen. Daarnaast heeft het bestuur besloten om per 1 januari 2023 de pensioenaanspraken te verhogen.
Er is geen recht op toekomstige toeslagen. Het is niet zeker of en in hoeverre in de toekomst wordt geïndexeerd. Het pensioenfonds heeft geen geld gereserveerd voor toekomstige toeslagen. Toeslagen zijn afhankelijk van de middelen van het pensioenfonds.
Inhaaltoeslagen
Bij toekenning van inhaaltoeslagen wordt als begindatum voor de bepaling van een eventuele inhaaltoeslag 1 januari 2004 gehanteerd (eerste toeslag na 'fusie' van het pensioenfonds). Voor de bepaling van een eventuele inhaaltoeslag wordt een evenredige methode gehanteerd waarbij een percentage wordt toegekend over het totaal bedrag van gemiste toeslagen.
Om inhaaltoeslagen te kunnen toekennen is een dekkingsgraad vereist hoger dan de ondergrens voor toekomstbestendige toeslagverlening. Inhaaltoeslagen zijn daarom op korte termijn niet te verwachten. In onderstaande tabel staat een overzicht met (toegekende) toeslagen over de afgelopen jaren. Voor ex-Cadans-deelnemers is de indexatie onvoorwaardelijk en gebaseerd op het CPI-afgeleid, met een maximum van 7,5 procent.
Het totaal van de ‘gemiste’ toeslagen is per 1 januari 2023 voor actieven 20,82 procent en voor gewezen deelnemers en pensioengerechtigden 17,01 procent.
| Deelnemersgroep en toeslagverlening | 2023 | 2022 | 2021 | 2020 | 2019 | 2018 | 2017 | 2016 | 2015 | 2014 | |
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| Consumenten-prijsindex* | CPI-afgeleid gemaximeerd | 7,50 | 2,57 | 0,99 | 1,64 | 1,47 | 1,47 | -0,01*** | 0,39 | 0,57 | 1,08 |
| Cao-loonontwikkeling** | Volgens reglement | 2,70 | 1,70 | 3,00 | 3,00 | 1,50 | 1,50 | 1,00 | 2,52 | 0,60 | 1,00 |
| Actieve deelnemers | Toegekend | 2,70 | 1,70 | 0,00 | 0,00 | 0,00 | 0,00 | 0,00 | 0,00 | 0,00 | 0,00 |
| Slapers en pensioengerechtigden | Toegekend | 7,50 | 2,57 | 0,00 | 0,00 | 0,00 | 0,00 | 0,00 | 0,00 | 0,00 | 0,00 |
| Ex-Cadans-deelnemers | Toegekend | 7,50 | 2,57 | 0,99 | 1,64 | 1,47 | 1,47 | 0,00 | 0,39 | 0,57 | 1,08 |
* De percentages hebben betrekking op de periode die de hoogte van de toeslagverlening voor de niet-actieven bepaalt. Voor de toeslag per 1 januari 2022 is dit de prijsstijging van september 2021 ten opzichte van september 2020. Voor de toeslag per 1 januari 2023 is dat de prijsstijging van september 2022 ten opzichte van september 2021, gemaximeerd volgens het beleid van het fonds op 7,5 procent. Ongemaximeerd is de CPI-afgeleid 17,16 procent.
** De percentages hebben betrekking op de periode die de hoogte van de toeslagverlening voor de actieven bepaalt. Voor de toeslag per 1 januari 2022 is dit de cao-loonontwikkeling in de periode van 1 oktober 2020 tot 1 oktober 2021. Voor de toeslag per 1 januari 2023 is dit de cao-loonontwikkeling in de periode van 1 oktober 2021 tot 1 oktober 2022.
*** In geval van een negatieve ontwikkeling van de prijsindex wordt de toeslag voor de betreffende groepen belanghebbenden op minimaal nul gesteld.
| Deelnemersgroep en toeslagverlening | 2013 | 2012 | 2011 | 2010 | 2009 | 2008 | 2007 | 2006 | 2005 | 2004 | |
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| Consumenten-prijsindex | CPI-afgeleid | 2,13 | 2,47 | 1,35 | 0,07 | 2,82 | 1,19 | 1,43 | 1,50 | 0,55 | 1,86 |
| Cao-loonontwikkeling | Volgens reglement | 1,00 | 0,00 | 1,20 | 1,20 | 2,60 | 3,22 | 1,50 | 0,00 | n.v.t. | n.v.t. |
| Actieve deelnemers | Toegekend | 0,00 | 0,00 | 0,00 | 0,20 | 0,00 | 3,22 | 1,50 | 0,00 | **** | **** |
| Slapers en pensioengerechtigden | Toegekend | 0,00 | 0,00 | 0,00 | 0,00 | 0,00 | 1,19 | 1,43 | 1,50 | 0,55 | 1,30 |
| Ex-Cadans-deelnemers | Toegekend | 2,13 | 2,47 | 1,35 | 0,07 | 2,82 | 1,19 | 1,43 | 1,50 | 0,55 | 1,86 |
****Voor de actieven gold tot 1 januari 2005 een eindloonsystematiek, waardoor de eerste toe te kennen loonindex op 1 januari 2004 en 2005 niet van toepassing was.
Herverzekeringsdeel technische voorziening
Dit betreft elders verzekerde rechten voor een specifiek deel van de deelnemers. De rechten zijn ondergebracht bij Centraal Beheer, AEGON en Nationale Nederlanden. Tegenover deze voorziening staat een vordering van dezelfde omvang op deze partijen. Er wordt geen premie meer betaald; de in de balans opgenomen positie zijn de verplichtingen van eerder afgesloten contracten. Deze zullen in de loop van de komende jaren verder aflopen.
Mutatie overzicht herverzekeringsdeel technische voorziening
| (bedragen x € 1.000) | 31-12-2022 | 31-12-2021 | ||
|---|---|---|---|---|
| Stand per begin boekjaar | 16.179 | 19.385 | ||
| Rentetoevoeging | -67 | -90 | ||
| Onttrekking voor uitkeringen en uitvoeringskosten | -2.297 | -2.651 | ||
| Wijziging marktrente | -1.711 | -397 | ||
| Wijziging actuariële uitgangspunten | 69 | 32 | ||
| Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten | 0 | 0 | ||
| Overige wijzigingen | -506 | -100 | ||
| Totaal | 11.667 | 16.179 |
8. Overige technische voorzieningen
| (bedragen x € 1.000) | 31-12-2022 | 31-12-2021 | ||
|---|---|---|---|---|
| Stand per begin boekjaar | 28.315 | 23.199 | ||
| Invalideren/revalideren | 742 | 3.612 | ||
| Wijziging grondslagen | -3 | 1.504 | ||
| Totaal | 29.054 | 28.315 |
Deelnemers worden bij arbeidsongeschiktheid vrijgesteld van het betalen van pensioenpremie terwijl de opbouw wordt voortgezet. Bij het bepalen van de hoogte van de voorziening is rekening gehouden met reeds arbeidsongeschikte deelnemers en met werknemers die zich ziek hebben gemeld en waarvan, op basis van ervaringscijfers, een deel in de toekomst arbeidsongeschikt zal worden. De voorziening is in 2022 toegenomen met 739 duizend euro. De wijziging van grondslagen bestaat uit een aanpassing van de opslag voor toekomstige uitvoeringskosten (toename van 21 duizend euro) en een wijziging opslag voor latent wezenpensioen (afname 24 duizend euro).
9. Voorziening pensioenverplichtingen risico deelnemers
De voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers is gelijkgesteld aan het belegd vermogen voor risico deelnemers.
De pensioenregeling voor risico van de deelnemers is een vrijwillige regeling die deelnemers de mogelijkheid biedt om te beleggen voor aanvullend pensioen. Deze regeling (IPB-regeling) bestaat uit twee gesloten regelingen, waarbij geen sprake is van nieuwe premie-inleg. Het betreft een individuele bijspaarregeling en de VPL-regeling. Vanaf 1 januari 2015 legt de deelnemer geen vrijwillige premie meer in. De werkgever legt sinds februari 2018 geen premie meer in de VPL-regeling in.
De hoogte van de beleggingsrendementen (en daarmee het te bereiken eindkapitaal) is afhankelijk van het door de deelnemer geselecteerde beleggingsprofiel en de binnen dit profiel aangekochte beleggingen. Het uiteindelijk te bereiken kapitaal is hiermee onzeker en volledig voor risico van de deelnemer.
Op 67-jarige leeftijd of bij eerdere beëindiging van de deelname, koopt de deelnemer op basis van het tot dan toe opgebouwde kapitaal (aanvullend) pensioen in bij het pensioenfonds of een variabel pensioen bij een verzekeraar. Andere momenten waarop het kapitaal kan worden aangewend zijn er niet.
Voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemer
| (bedragen x € 1.000) | 31-12-2022 | 31-12-2021 | ||
|---|---|---|---|---|
| Stand per begin boekjaar | 9.134 | 11.606 | ||
| Uitkeringen en onttrekkingen | -1.538 | -2.650 | ||
| Beleggingsresultaat voor risico deelnemer | -2.021 | 178 | ||
| Totaal | 5.575 | 9.134 |
10. Derivaten
| (bedragen x € 1.000) | 31-12-2022 | 31-12-2021 | ||
|---|---|---|---|---|
| Derivaten | 742.497 | 39.017 | ||
| Totaal | 742.497 | 39.017 |
De derivaten bestaan uit renteswaps (740,4 miljoen euro), valutatermijncontracten (1,8 miljoen euro) en overige derivaten (0,3 miljoen euro) die conform de eisen van RJ610 onder de passiva worden verantwoord, omdat de producten een negatieve marktwaarde kennen.
De waarderingsmethodiek en de hoogte van het gestelde collateral van bovenstaande derivaten is uiteengezet bij de toelichting op de beleggingen. Voor de berekening van renteswaps wordt gebruik gemaakt van de EONIA rentecurve.
11. Overige schulden en overlopende passiva
| (bedragen x € 1.000) | 31-12-2022 | 31-12-2021 | ||
|---|---|---|---|---|
| Belastingen en premie sociale verzekeringen | 5.803 | 4.018 | ||
| Overige schulden en overlopende passiva | 3.625 | 3.348 | ||
| Totaal | 9.428 | 7.366 |
De belastingen en premies sociale verzekeringen en overige schulden en overlopende passiva hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar. De overige schulden en overlopende passiva hebben voornamelijk te maken met nog te betalen kosten.