Spring naar inhoud

Deelnemers een goed inzicht geven in hun pensioen

Deelnemers een goed inzicht geven in hun pensioen

We vinden het belangrijk dat onze deelnemers zich bewust zijn van hun pensioensituatie. En dat ze weten hoe we voor een zo goed mogelijk pensioen zorgen. Bewustwording start met goede communicatie. Daar besteden we dan ook veel aandacht aan. We communiceren ook over de Wet toekomst pensioenen, want die brengt veel veranderingen met zich mee. Hieronder beschrijven we wat er in 2024 voor de deelnemers veranderde in de pensioenregeling. Ook geven we inzicht in ons financieel beleid en wat daarvan het resultaat was.

1.1 Aanpassingen in de pensioenregeling

Onze pensioenregeling is een voorwaardelijk geïndexeerde middelloonregeling. 

In 2024 waren er enkele wijzigingen in de pensioenregeling. Het Reglement Commissie van Beroep is niet langer een bijlage bij het pensioenreglement maar een separaat reglement.

Ook pasten we - zoals elk jaar - de franchise, het maximaal pensioengevend salaris en de factoren behorende bij de flexibiliseringsmogelijkheden aan. De franchise steeg van 16.322 euro naar 17.545 euro. Het maximaal pensioengevend salaris ging van 128.810 euro naar 137.800 euro.  

Meer informatie over onze pensioenregeling staat op onze website: www.uwvpensioen.nl

1.2 Financieel beleid

Ons financieel beleid heeft drie pijlers: het premiebeleid, het beleggingsbeleid en het beleid voor het verhogen en verlagen van pensioenen. Ons financieel beleid is afgestemd op onze risicohouding, die we samen met de cao-partijen bepalen. We toetsen ons financieel beleid elk jaar met de haalbaarheidstoets. De Nederlandsche Bank (DNB) schrijft dit voor. Zie paragraaf 3.3.3 voor onze risicohouding en de uitkomst van de haalbaarheidstoets.

Elke drie jaar toetsen we de evenwichtigheid van ons financieel beleid met een Asset Liability Management-studie (ALM-studie). In 2023 deden we dit voor het laatst. We beoordeelden het premiebeleid, het beleggingsbeleid en ons beleid voor het verhogen en verlagen van pensioenen in onderlinge samenhang. We keken per leeftijdsgroep naar de uitwerking van ons financieel beleid op de pensioenresultaten. Dit deden we voor deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden. De ALM-studie richtte zich op het huidige pensioenstelsel. Daarnaast is het belangrijk om rekening te houden met de overgang naar het nieuwe pensioenstelsel. 

We keken naar een periode van vijf jaar – als de periode tot de overgang naar een nieuw pensioenstelsel – en vijftien jaar vooruit. Van tevoren besloten we: als het verschil tussen de leeftijdsgroepen meer dan 5 procent is, heroverwegen we de beleidsvarianten. Het pensioenresultaat is het uitgangspunt voor een evenwichtige belangenafweging bij het beoordelen van alternatieve beleidsvarianten. Het doel hiervan is te bepalen of er groepen deelnemers zijn die onevenredig benadeeld worden en of resultaten van groepen ten koste gaan van andere groepen deelnemers. De resultaten van de ALM-studie bleven ruim binnen deze marge. We beschouwen daarom de totale financiële opzet van ons pensioenfonds als evenwichtig.

In verband met de transitie naar de nieuwe pensioenregeling is in 2024 ons beleid voor de renteafdekking, onderdeel van het beleggingsbeleid. aangepast. Zie paragraaf 2.1.4.. In 2026 voeren we weer een nieuwe ALM-studie uit.

1.2.1 Premiebeleid

​1.2.1 Premiebeleid

Ons premiebeleid staat beschreven in onze actuariële en bedrijfstechnische nota (Abtn) en wijzigde niet in 2024. De Abtn staat op onze website. 

Premiebesluit

Voor de premiestelling 2024 moesten alle pensioenfondsen van de wetgever rekening houden met verlaagde rendementen op aandelen, zoals geadviseerd door de commissie Parameters. De premies zouden daardoor stijgen t.o.v. 2023. Zo’n stijging was vlak voor de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel dat geleid heeft tot de WTP, niet wenselijk. Daarom gaf de minister aan pensioenfondsen een premie verlagende mogelijkheid, i.c. het tussentijds opnieuw voor 5 jaar vastzetten van de (t.o.v. 2020 fors gestegen) rente. Van die mogelijkheid hebben we als bestuur gebruik gemaakt. De minister had ook voorzien dat het premie verhogende effect van het lagere aandelenrendement kleiner zou zijn dan het premie verlagende effect van het opnieuw vastzetten van de rente en besloot daarom dat de premie voor 2024 bij toepassing van de geboden mogelijkheid, niet mocht dalen. 

Het doel was immers alleen het vermijden van premieverhoging. Het opnieuw vastzetten van de rente en het verbod op premieverlaging leidde voor ons tot een premie voor 2024 van 22,7%. Weliswaar was dit 0,2% lager dan de premie van 2023 maar dat was toegestaan omdat sociale partners voor 2023 hadden besloten om eenmalig af te wijken van het maximum van 22,7% dat in de cao was vastgelegd. Voor 2025 lag de zaak anders. Hoewel het ook niet logisch was de premie voor 2025 te verlagen (de oude 5-jaarsperiode liep immers tot en met 2025) is dat toch gebeurd omdat de minister het verbod op premieverlaging niet heeft gecontinueerd en sociale partners vervolgens, om hen moverende redenen, niet akkoord gingen met het voorstel van het bestuur om voor 2025 de premie zodanig vast te stellen dat de premiestelling voor 2025 niet leidt tot een aantasting van de dekkingsgraad. Het bestuur kon daarop niet anders dan de premie vaststellen op 18,3% hetgeen helaas een negatief effect had op de dekkingsgraad van 0,7%.

Voor de vaststelling van de premie 2024 (in 2023) moest het bestuur rekening houden met de nieuwste gegevens, zoals een verlaging van de parameters voor verwacht rendement. In aansluiting hierop heeft het bestuur ook de onderliggende rente voor de berekening geactualiseerd. Wettelijke voorwaarde voor het actualiseren van de rente was dat de premie in 2024 niet zou dalen. Daarom is de premie vastgesteld op 22,7 procent in 2024. Daarmee konden we het maximale opbouwpercentage van 1,738 procent financieren. 

Premie-egalisatiereserve

Eind 2023 was de premie-egalisatiereserve nul. De feitelijke premie 2024 was hoger dan de gedempte kostendekkende premie 2024. Toch vond in 2024 geen toevoeging of onttrekking aan de premie-egalisatiereserve plaats. Dit vanwege de eerder genoemde wettelijke voorwaarde dat de feitelijke premie niet mocht dalen. Eind 2024 was de reserve dus nog steeds nul.

1.2.2 Beleid verhogen en verlagen pensioenen

​1.2.2 Beleid verhogen en verlagen pensioenen

Wij hanteren een voorwaardelijke toeslagverlening. Ons beleid voor het verhogen en verlagen van pensioenen staat in onze Actuariële en Bedrijfstechnische Nota (Abtn). De Abtn staat op onze website.

Verhoging per 1 januari 2024

Met ingang van 1 januari 2024 zijn de opgebouwde aanspraken van actieve deelnemers met 6,5 procent verhoogd. Dit is de maximale toeslag gebaseerd op de cao-loonontwikkeling van 1 oktober 2022 tot en met 30 september 2023. Helaas konden de ingegane pensioenen en premievrije aanspraken per 1 januari 2024 niet worden verhoogd. Over deze periode is de Consumentenprijsindex-afgeleid (CPI-afgeleid) - 1,4 procent. Volgens het beleid van het pensioenfonds is verlaging bij een negatieve CPI-afgeleid niet mogelijk, waardoor het bestuur besloot om geen verhoging toe te kennen. 

We maakten gebruik van versoepelde regels voor het verhogen van pensioen via de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB). Deze AMvB gaf pensioenfondsen de mogelijkheid om de pensioenen meer te verhogen dan is toegestaan onder de huidige regels. Een voorwaarde voor het gebruiken van de AMvB is dat cao-partijen hebben aangeven dat zij van plan zijn om de al opgebouwde pensioenaanspraken over te brengen naar het nieuwe pensioenstelsel. Dit wordt invaren genoemd. In december 2022 spraken cao-partijen dit voornemen uit.

We hebben goed gekeken of dit besluit vanuit het belang van alle groepen van het pensioenfonds is genomen (iedereen die werkt en dus pensioen opbouwt, gepensioneerden, oud-medewerkers die nog niet met pensioen zijn, overige groepen). Voor actieve en inactieve deelnemers worden verschillende toeslagmaatstaven gehanteerd, respectievelijk de cao-loonontwikkeling en de CPI-afgeleid. Hierdoor ontstaan verschillen in de hoogte van de indexatie. Het verschil tussen actieve deelnemers en inactieve deelnemers is een punt van aandacht voor het bestuur. Het lijkt daardoor alsof niet alle groepen evenveel krijgen. Het bestuur heeft de jaren 2022 en 2023 echter ook meegewogen. Toen waren de verhoudingen andersom. De inactieve deelnemers kregen toen juist meer verhoging dan de actieve deelnemers.

Bij het indexatiebesluit houden we ook rekening met de financiële positie van het fonds. Door de verhoging nemen de verplichtingen toe. Daardoor neemt de dekkingsgraad van het fonds af. Er is dan minder vermogen te verdelen op het moment dat we overgaan naar de nieuwe regeling. Het bestuur wil voldoende financiële middelen overhouden voor een beheerste overgang naar het nieuwe pensioenstelsel. 

Het directe effect op de dekkingsgraad van de verhoging per 1 januari 2024 was circa min 3,5 procent. Ondanks de verhoging voor actieve deelnemers blijft de dekkingsgraad boven de vereiste dekkingsgraad van het fonds. Het bestuur heeft in de overwegingen bij het besluit meegenomen dat er voldoende financiële middelen moeten overblijven voor de overgang naar de nieuwe regels voor pensioen. En dat er een kans is dat we ook in 2025 en 2026 de pensioenen kunnen verhogen. De kans daarop wordt wel kleiner, doordat de dekkingsgraad door deze verhoging lager wordt. Ook de kans op een verlaging van de pensioenen in de toekomst neemt automatisch iets toe.

Verhoging per 1 januari 2025

In 2024 was de bovengenoemde AMvB niet meer van toepassing. De versoepelde toeslagverlening is vanaf 2024 voor pensioenfondsen alleen nog mogelijk door gebruik te maken van het transitie-Financieel Toetsingskader (transitie-FTK). Het pensioenfonds heeft besloten om in 2024 geen gebruik te maken van het transitie-FTK. Zie paragraaf 1.5.1. Daardoor is het bestuur gehouden aan het toeslagbeleid van het fonds en de wet. Volgens de wet mogen we pas toeslag verlenen als onze beleidsdekkingsgraad 110 procent of hoger is. Bij toeslag verlenen moeten we rekening houden met de toekomst, want we moeten de toeslag ook in de toekomst kunnen financieren. In het toeslagbeleid staat wanneer we de pensioenen kunnen verhogen. De beleidsdekkingsgraad is daarbij leidend.

Gedeeltelijke toeslagverlening mag als de beleidsdekkingsgraad hoger is dan 110 procent en lager dan de grens voor volledige toeslag. Die ondergrens voor volledige toeslag stellen we elk jaar vast, zoals de Pensioenwet voorschrijft. Het bestuur neemt jaarlijks een besluit over het verlenen van toeslag. Daarvoor baseert het bestuur zich op de financiële positie van eind september. De beleidsdekkingsgraad op 30 september 2024 was 120,4 procent. De ondergrens voor volledige toeslagverlening was per die datum 140,6 procent. Dat betekent dat de toeslagmaatstaf gedeeltelijk toegekend kon worden. Het bestuur besloot de opgebouwde aanspraken voor actieven met 3,26 procent te verhogen en de ingegane pensioenen en premievrije aanspraken voor de  pensioengerechtigden en slapers met 1,0 procent. Dit was voor beide groepen 39,68 procent van hun toeslagmaatstaf. Voor de actieven is dat de loonindex. Die was gebaseerd op de verhoging van de cao-lonen in de periode van 1 oktober 2023 tot en met 30 september 2024. Dit was 8,24 procent. Voor de ingegane pensioenen en premievrije aanspraken was dit de ontwikkeling van de prijsindex CPI-afgeleid in de periode van 1 oktober 2023 tot en met 30 september 2024. Dit is 2,54 procent.

Onvoorwaardelijke pensioenverhoging

Voor de ex-Cadans-deelnemers geldt een uitzondering. Dit zijn deelnemers met een ingegaan pensioen of premievrij recht van vóór 1996. Deze groep heeft recht op een onvoorwaardelijke pensioenverhoging gebaseerd op de CPI-afgeleid. De werkgever financiert deze onvoorwaardelijke pensioenverhoging. De CPI-afgeleid kwam eind september 2023 uit op - 1,4 procent. Zoals ook geldt voor de actieve deelnemers, is een verlaging bij een negatieve afgeleide CPI-afgeleid niet mogelijk voor de ex-Cadans deelnemers. Om die reden is besloten om de pensioenverhoging per 1 januari 2024 vast te stellen op 0 procent. De CPI-afgeleid kwam eind september 2024 uit op 2,54 procent. Het pensioen van deze deelnemers is dan ook per 1 januari 2025 verhoogd met 2,54 procent.

1.2.3 Beleggingsbeleid

​1.2.3 Beleggingsbeleid

Ons beleggingsbeleid lichten we in paragraaf 2.1 toe. Daar besteden we aandacht aan ons strategisch beleid, de samenstelling van onze beleggingsportefeuille, maatschappelijk verantwoord beleggen en de beleggingsrendementen in 2024.

1.3 Financiële positie en financiële resultaten

1.3.1. Dekkingsgraad

​1.3.1. Dekkingsgraad

De dekkingsgraad geeft aan hoe we er financieel voorstaan. Het bestuur baseert zijn beleid op de beleidsdekkingsgraad. De beleidsdekkingsgraad is het gemiddelde van de actuele dekkingsgraden van de laatste twaalf maanden. Op 31 december 2024 was onze beleidsdekkingsgraad 119,5 procent (op 31 december 2023: 121,2 procent).

In 2024 steeg de actuele dekkingsgraad van 116,6 procent naar 117,3 procent. De tabel hieronder toont de ontwikkeling van de actuele dekkingsgraad en van de beleidsdekkingsgraad in 2024. 

Ontwikkeling van de dekkingsgraad Actuele dekkingsgraad Beleidsdekkingsgraad
dec-23 116,60% 121,20%
jan-24 118,20% 121,30%
feb-24 119,30% 121,10%
mrt-24 119,30% 121,10%
apr-24 120,30% 121,10%
mei-24 120,50% 121,10%
jun-24 121,90% 121,30%
jul-24 120,40% 121,00%
aug-24 120,60% 120,80%
sep-24 119,80% 120,40%
okt-24 118,70% 120,00%
nov-24 117,80% 119,50%
dec-24 117,30% 119,50%

Naast de actuele dekkingsgraad en de beleidsdekkingsgraad bepalen we elk kwartaal de vereiste dekkingsgraad. Dit is de dekkingsgraad die we moeten hebben om tegenslagen op te kunnen vangen. Eind 2024 was onze vereiste dekkingsgraad 115,5 procent (2023: 117,0 procent). In de risicoparagraaf van de jaarrekening (paragraaf 6.4.3) staat hoe we de vereiste dekkingsgraad berekenen.

Aan het eind van elk jaar berekenen we onze minimaal vereiste dekkingsgraad. Dit is de minimale dekkingsgraad die we van De Nederlandse Bank (DNB) moeten hebben. Eind 2024 was onze minimaal vereiste dekkingsgraad 104,3 procent (2023: 104,2 procent). De actuele dekkingsgraad en de beleidsdekkingsgraad waren eind 2024 hoger dan de minimaal vereiste en de vereiste dekkingsgraad.

Rol en bevindingen van de certificerend actuaris

De certificerend actuaris stelt elk jaar vast of we voldoen aan de eisen van de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De belangrijkste bevindingen van de certificerend actuaris zijn:

  • De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. 
  • Het eigen vermogen is hoger dan het wettelijk vereist eigen vermogen.
  • De beleidsdekkingsgraad op balansdatum is hoger dan de vereiste dekkingsgraad.
  • Omdat het aanwezige eigen vermogen hoger is dan het vereist eigen vermogen, is de vermogenspositie op de balansdatum voldoende. Daarbij moet worden opgemerkt dat de mogelijkheden tot het verlenen van toeslagen bij deze vermogenspositie beperkt zijn.

Oordeel van de certificerend actuaris over de financiële positie

In de actuariële verklaring oordeelt de certificerend actuaris dat we voldoen aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet.

1.3.2 Financiële resultaten 2024

​1.3.2 Financiële resultaten 2024

De tabel hieronder laat zien welke factoren het eigen vermogen, en dus de actuele dekkingsgraad, beïnvloedden en in welke mate.

    Eigen vermogen Actuele dekkingsgraad
    2024 2023 2024 2023
Stand 1 januari (bedragen x 1 miljoen euro)    1.214,00   1.197,40  116,6% 118,0%
Premieresultaat    68,92   72,20  0,4% 0,5%
Resultaat wijzigingen rentetermijnstructuur (RTS)    123,57-  248,20- -1,9% -4,1%
Beleggingsresultaat (inclusief renteafdekking)    415,97   417,80  4,9% 5,4%
Resultaat wijziging grondslagen    44,38-  14,10- -0,7% -0,2%
Resultaat toeslagverlening    152,96-  199,30- -2,4% -3,5%
Overige resultaten    12,74-  11,80- 0,4% 0,5%
Stand 31 december    1.365,24   1.214,00  117,3% 116,6%

Hieronder lichten we de verschillende resultaten verder toe.

Premieresultaat (bedragen x 1 miljoen euro) 2024 2023
Premiebijdragen 308,3 284,1
Pensioenopbouw -239,4 -211,9
Premieresultaat 68,9 72,2

De feitelijke premie is de totale premie die de werkgever en de werknemers betaalden. Het premieresultaat is de feitelijke premie min de directe en toekomstige kosten in de premie en min de actuariële kostprijs van de pensioenopbouw. Het voor de tijdsevenredige opbouw van de pensioenaanspraken benodigde bedrag is gebaseerd op de rentetermijnstructuur per 31 december 2024. Aangezien de rentetermijnstructuur hoger ligt dan de gehanteerde verwachte rendementscurve is in 2024 het premieresultaat 68,92 miljoen euro positief met een positief effect op de dekkingsgraad van 0,4 procent (2023: 72,2 miljoen euro en 0,5 procent).

Premiedekkingsgraad
De premiedekkingsgraad geeft aan hoe de ontvangen premie zich verhoudt tot de inkoopkosten van de nieuwe pensioenopbouw in het betreffende jaar. De premiedekkingsgraad geeft ook aan of de ontvangen premie voldoende is voor de kosten van de nieuwe pensioenopbouw. De pensioenopbouw wordt gewaardeerd op basis van de voorgeschreven rentetermijnstructuur. Dat maakt dat de premiedekkingsgraad rentegevoelig is. In 2024 was de premiedekkingsgraad 128,6 procent (2023: 133,9 procent).

Hoogte premies
In de tabel hieronder staan de feitelijke premie, de gedempte kostendekkende premie en de zuiver kostendekkende premie. De feitelijke premie moet minimaal gelijk zijn aan de van tevoren vastgestelde benodigde gedempte kostendekkende premie. Met andere woorden: op het moment dat het bestuur de benodigde premie vaststelt, moet deze, naar beste inschatting, kostendekkend zijn. Achteraf kan het zo zijn dat de ontvangen feitelijke premie lager is dan de berekende gedempte kostendekkende premie. De belangrijkste oorzaken zijn een andere samenstelling van het deelnemersbestand en/of een andere verhouding tussen de pensioengrondslagsom en de pensioensalarissom. In het boekjaar valt de feitelijk ontvangen premie hoger uit dan de gedempte kostendekkende premie en daarmee is de feitelijke premie kostendekkend. 

Premieresultaat (bedragen x 1 miljoen euro) 2024 2023
Zuiver kostendekkende premie 286,2 253,6
Feitelijke premie 314,0 289,2
Gedempte kostendekkende premie 247,3 289,2

In paragraaf 6.4.7 van de jaarrekening staat een toelichting.

Resultaat wijzigingen rentetermijnstructuur (RTS)

We waarderen de voorziening pensioenverplichtingen met de rentetermijnstructuur (RTS), die maandelijks wordt gepubliceerd door DNB. De RTS verandert voortdurend, wat invloed heeft op de hoogte van de voorziening. Een hogere RTS leidt tot een lagere voorziening. Eind 2024 was de gemiddelde RTS 2,17 procent (2023: 2,35 procent). De voorziening pensioenverplichtingen steeg met 123,6 miljoen (2023: 248,2 miljoen) door deze daling van de RTS. Hierdoor daalde de dekkingsgraad met 1,9 procent (2023: daling van 4,1 procent). 

Effect beleggingsresultaat (inclusief renteafdekking)

Beleggingsresultaat (bedragen x 1 miljoen euro) 2024 2023
Beleggingsresultaten  667,2   634,7 
(direct en indirect, na aftrek kosten vermogensbeheer)    
Rentetoevoeging voorziening pensioenverplichtingen  251,4-  216,9-
Beleggingsresultaat  415,8   417,8 

In 2024 was het beleggingsresultaat 415,8 miljoen euro positief. Dit had een positief effect van 4,9 procentpunt op de dekkingsgraad (2023: 417,8 miljoen euro positief en stijging van 5,4 procentpunt). In paragraaf 2.1.4 staat een toelichting op het beleggingsresultaat.

Effect wijziging grondslagen

De Technische Voorziening (TV) voor risico fonds is bepaald met overlevingskansen op basis van de AG-Prognosetafel 2024. In 2024 pasten we deze tafels aan met de fondsspecifieke ervaringssterfte binnen onze populatie. Door het toepassen van de AG-Prognosetafel 2024 hanteert het pensioenfonds de meest recente inzichten over de Nederlandse bevolkingssterfte en houdt het rekening met de voorzienbare trend in de overlevingskansen. In 2026 worden deze conform het beleid van het pensioenfonds opnieuw onderzocht.

De actualisering van de overlevingskansen heeft geleid tot een stijging van de pensioenverplichtingen met 31,5 miljoen euro. Inclusief overige aanpassingen in de grondslagen was het totale effect in 2024 een stijging van 44,38 miljoen euro in de pensioenverplichtingen (2023: een stijging van 14,13 miljoen euro in de pensioenverplichtingen, voornamelijk door een wijziging in de opslag voor toekomstige uitvoeringskosten), wat resulteerde in een daling van de dekkingsgraad met 0,7 procent (2023: een daling van 0,2 procent).

Een uitgebreide toelichting op het effect van de wijzigingen van de grondslagen staat in paragraaf 6.4.3 bij punt 7 van de jaarrekening.

Resultaat toeslagverlening

Het bestuur besloot de pensioenen van de actieve deelnemers te verhogen per 1 januari 2025 (zie paragraaf 1.2.2). Hierdoor stegen de pensioenverplichtingen in 2024 met 152,96 miljoen euro en daalde de dekkingsgraad met 2,4 procent. 

1.4 Pensioencommunicatie

Bij Pensioenfonds UWV draait alles om het bieden van duidelijkheid, vertrouwen en handelingsperspectief aan onze deelnemers. Met onze communicatie willen we niet alleen voldoen aan wettelijke vereisten, maar deze juist overtreffen om zo proactief bij te dragen aan de bewustwording en zelfredzaamheid van onze deelnemers. In 2024 bleven we gefocust op deze missie, terwijl we ons voorbereiden op de overgang naar de nieuwe pensioenregeling onder de Wet toekomst pensioenen (Wtp).

Overgang naar een nieuwe pensioenregeling

2024 stond in het teken van de voorbereidingen op de nieuwe pensioenregeling. Terwijl het exacte kader van de nieuwe regeling nog niet volledig duidelijk was, hebben we onze deelnemers gedurende het jaar regelmatig op de hoogte gehouden van de procesmatige ontwikkelingen. Dit deden we via onze themapagina, nieuwsbrieven, een pensioenkrant voor gepensioneerden en een aantal webinars waarmee we communiceerden over de voortgang.

Keuzebegeleiding: Meer dan informeren

Vanaf 1 juli 2023 is keuzebegeleiding onder de Wtp een wettelijke verplichting geworden. We hebben in 2024 extra aandacht besteed aan het verder verfijnen van onze keuzebegeleiding, zodat deelnemers bij iedere keuze optimaal worden ondersteund. In het najaar voerde we daarvoor de campagne pensioenkeuzes 60+. Deze campagne en ook de persoonlijke videogesprekken zijn onmisbare hulpmiddelen in een optimale keuzebegeleiding. Het doel is om deelnemers niet alleen te informeren, maar ook daadwerkelijk te begeleiden naar de juiste beslissingen.

Innovatief onderzoek

In 2024 hebben we geïnvesteerd in nieuwe manieren om het effect van onze communicatie te toetsen. In de klantbelevingsmonitor meten we ieder kwartaal de klanttevredenheid over al onze dienstverleningstrajecten. De Activatieindex geeft ons inzicht in welke deelnemers wél en níet geactiveerd worden naar aanleiding van onze uitingen. Deze tools helpen ons inzicht te krijgen in het effect van onze communicatie en de behoeften van onze deelnemers. Ze stellen ons in staat om onze communicatie continu te optimaliseren. Zo hebben we onze dienstverleningstrajecten, waaronder ‘met pensioen gaan’ en ‘ik ben arbeidsongeschikt’, verder verfijnd met behulp van de inzichten uit de klantbelevingsmonitor en de activatie-index. In 2025 ontwikkelen we een campagne specifiek voor vrouwen, om deze doelgroep beter te bereiken.

Successen in 2024

Een van de hoogtepunten van 2024 waren de drie webinars over de nieuwe regels voor pensioen. Een voor Pensioenfonds UWV historisch hoge online opkomst bevestigde dat onze inzet op het gebied van doelgerichte en impactvolle communicatie zijn vruchten afwerpt. De vragen die onze deelnemers ons stelden tijdens de webinars waren vervolgens aanleiding om daar uitgebreid op in te gaan op onze themapagina in een apart artikel met vragen en antwoorden. Daarmee voorzien we in een behoefte van onze doelgroepen. 

1.4.1 Ons communicatiebeleid

​1.4.1 Ons communicatiebeleid

Ons communicatiebeleid is opgebouwd rond vijf strategische pijlers: doelgroepgerichte communicatie, digitalisering, eenvoudig taalgebruik, samenwerking met de werkgever en voortdurende evaluatie én verbetering. We streven ernaar onze deelnemers handelingsperspectief te bieden en een sterke relatie met hen op te bouwen. Dit doen we door het vergroten van het inzicht in hun pensioensituatie, hen aan te zetten tot actie wanneer nodig, en door onze bereikbaarheid en betrouwbaarheid continu te verbeteren.

Vooruitblik op 2025

Wet toekomst pensioenen

In 2025 zijn de nieuwe regels voor pensioen een belangrijk onderwerp van onze communicatie-uitingen. Hoewel we nog geen persoonlijke financiële informatie aan onze deelnemers en gepensioneerden kunnen geven, houden we ze vanzelfsprekend wel op de hoogte van deze transitie. In 2025 werken we het communicatieplan (onderdeel van het implementatieplan) voor de overgang naar de nieuwe regels voor pensioen uit en zullen we dit aanbieden bij de Autoriteit Financiële Markten (AFM). Om de doelstellingen van het communicatieplan in te vullen, voeren we in het eerste kwartaal van 2025 ook een kennismeting over de nieuwe regels voor pensioen uit. De uitkomsten daarvan gebruiken we om de doelstellingen van het communicatieplan specifiek per doelgroep te kunnen formuleren.

Keuzebegeleiding

Met de naderende transitie naar de nieuwe pensioenregeling blijven we ook in 2025 gefocust op het bieden van hoogwaardige keuzebegeleiding en het versterken van de relatie met onze deelnemers. Onze communicatiestrategie zal zich blijven richten op activeren, beleven en converteren, met als ultiem doel het vergroten van de zelfredzaamheid en het vertrouwen van onze deelnemers. Dit is nodig omdat er nog steeds veel te kiezen is in de nieuwe regeling en de deelnemers daarin een eigen verantwoordelijkheid hebben.

De inrichting van de keuzebegeleiding bij Pensioenfonds UWV kent drie onderdelen

  1. De huidige pensioenregeling.
  2. De nieuwe pensioenregeling
  3. Transitie van oude naar nieuwe pensioenregeling: specifieke aandacht voor de keuzes van de bijzondere doelgroepen die rondom de overgang naar de nieuwe regels pensioneren. Keuzebegeleiding rondom de transitie naar de nieuwe pensioenregeling is opgenomen in het communicatieplan Wtp.

Zoals hierboven beschreven hebben we in 2024 de keuzebegeleiding voor het eerste onderdeel ingevuld. In 2025 vullen we de keuzebegeleiding voor het tweede en derde onderdeel in. Daarbij meten we doorlopend of de keuzebegeleiding het gewenste effect heeft via onze Klantbelevingsmonitor.

Met onze voortdurende inzet en aanpassingsvermogen willen we Pensioenfonds UWV positioneren als een betrouwbare partner die klaarstaat voor haar deelnemers, zowel in tijden van verandering als in periodes van stabiliteit.

1.4.2 Klachten en geschillen

​1.4.2 Klachten en geschillen

Alle (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden kunnen klachten of geschillen bij ons melden. Informatie over de klachten- en geschillenregeling staat op onze website: www.uwvpensioen.nl. Meer informatie over de klachtenprocedure is te vinden op www.uwvpensioen.nl/klacht-indienen.

Het fonds heeft in totaal 289 klachten behandeld in 2024. Voor 7* van de 289 klachten is na afhandeling van de klacht een beroep (vervolgklacht) ingediend bij de Commissie van Beroep (CvB). In Q4 is een stijging te zien van het aantal klachten. Deze stijging is ontstaan door de ontevredenheid onder gepensioneerden over het besluit over de verhoging van pensioen per 1 januari 2024. 

Behandelde klachten per kwartaal Q1 2024 Q2 2024 Q3 2024 Q4 2024 Totaal 2024
Schriftelijke klachten 10 5 7 51 73
Telefonische klachten 18 10 41 147 216
Beroepszaken CB 4 1 0 2 7

Klachten naar AFM-rubricering

Hieronder volgt een overzicht van de klachten en geschillen van het fonds naar AFM-rubricering. 

Rubrieken klachten Schriftelijke klachten Telefonische klachten Geschillen bij de CvB
Service en klantgericht 5 1 0
Behandelingsduur 1 3 0
Informatieverstrekking 4 21 1
Deelnemersportaal 0 12 0
Keuzebegeleiding 0 0 0
Pensioenberekening en -betaling 13 115 0
Registratiewerknemersgegevens/datakwaliteit 1 10 0
Toepassing wet- en regelgeving: algemeen 3 19 3
Toepassing wet- en regelgeving: invaren, transitie 8 6 0
Financiële situatie 37 25 3
Duurzaamheid 1 2 0
Overig 0 2 0
Totaal 73 216 7

Uitleg bij de telling

  • Voor het totaal aantal klachten is gekeken naar de klachten die in 2024 zijn afgehandeld.  
  • Wanneer een deelnemer nog een schriftelijke of telefonische klacht over hetzelfde onderwerp) indient, wordt de klacht als één klacht geteld.  
  • De klacht telt zowel mee in het aantal klachten als beroepszaken CvB.   

Gerealiseerde verbeteringen

Op basis van de schriftelijke en telefonische klachten is er meer aandacht gegeven aan de communicatie over de indexatie van pensioenen. Zo is er uitleg geboden over het achterliggende beleid. Ook heeft de Pensioenuitvoeringsorganisatie (TKP) in Q4 verbeteringen gerealiseerd in het proces “ouderdomspensioen aanvragen”. De informatieverstrekking ende toegankelijkheid van het digitale platform is verbeterd

Het klachtenproces en het reglement van de CvB is gewijzigd. Zie hieronder de aanpassingen:

  • De termijn waarbinnen de klachten worden afgehandeld is verkort van 20 naar 15 werkdagen. De klachtenafhandeling wordt binnen deze norm verricht.
  • Verschillende termijnen in het reglement CvB zijn tevens verkort.
  • Reactie van fonds aan CvB: verkort naar vier weken
  • Uitspraak CvB: verkort naar twee weken.
  • Besluit bestuur: verkort naar twee weken.  

Het VO behandelde de adviesaanvraag in het eerste kwartaal van 2024.

Klantgericht 

Vanuit het oogpunt van transparantie en duidelijkheid is in 2024 de dienstverlening voor deelnemers verder geprofessionaliseerd.  

1.5 Externe ontwikkelingen

Ook in 2024 was de toekomst van het pensioenstelsel een belangrijk onderwerp. In deze paragraaf noemen we de belangrijkste ontwikkelingen.

1.5.1 Wet toekomst pensioenen

​1.5.1 Wet toekomst pensioenen

Per 1 juli 2023 is de Wet toekomst pensioenen (Wtp) in werking getreden. De overgang naar het nieuwe pensioenstelsel is de grootste en meest ingrijpende hervorming uit de geschiedenis van het Nederlandse pensioenstelsel. De overgang raakt alle onderdelen van onze pensioendienstverlening, waaronder onze pensioenadministratie en -systemen, het vermogensbeheer en de communicatie met onze deelnemers.

Uiterlijk 1 januari 2027 moeten cao-partijen en pensioenfondsen de pensioenregeling hebben aangepast aan de nieuwe wettelijke eisen. Er is wetgeving aangekondigd die de uiterste implementatiedatum uitstelt naar 1 januari 2028. Het fonds moet voor de uiterste implementatiedatum voldoen aan de Wtp.  Nieuwe pensioenopbouw kan vanaf dan alleen plaatsvinden volgens de nieuwe wetgeving. 

Voor de implementatie van de Wtp zijn in 2024 de volgende mijlpalen bereikt:

  • Cao-partijen leverden eind 2024 een transitieplan op.
  • In het transitieplan staan de belangrijkste uitgangspunten van de nieuwe pensioenregeling, een solidaire premieregeling.
  • Cao-partijen verzoeken het fonds in het transitieplan om de opgebouwde pensioenaanspraken en -rechten in te varen.
  • In het transitieplan staat verder:
    • Op welke wijze het vermogen wordt verdeeld op het transitiemoment (voorrangsregels) bij verschillende dekkingsgraden;
    • Hoe de financiering van de compensatie voor de afschaffing van de doorsneepremie wordt vormgegeven.
    • Op welke wijze de bijzondere regelingen worden omgezet naar de nieuwe pensioenregeling

Het bestuur ontving eind december 2024 het getekende transitieplan. Het bestuur gaat het transitieplan (en de nieuwe pensioenregeling) in 2025 beoordelen op uitvoerbaarheid en evenwichtigheid. Ook beoordeelt het bestuur of het transitieplan voldoet aan wet- en regelgeving. Cao-partijen en het fonds zullen op basis daarvan, waar nodig, nadere afspraken maken.

Op basis van het definitieve transitieplan werkt het bestuur een implementatieplan uit. Hierin staat onder meer:

  • Welke stappen het fonds gaat zetten om tot de uitvoering van de nieuwe pensioenregeling te komen. Hierbij verantwoordt het pensioenfonds de kosten, de risico's en hoe die te beheersen.
  • Hoe het fonds de nieuwe pensioenregeling gaat uitvoeren.
  • Hoe het fonds hierover over de nieuwe regeling en de transitie gaat communiceren. Hiervoor stelt het fonds een apart communicatieplan op, dat onderdeel is van het implementatieplan. 

Het implementatieplan draagt bij aan een zorgvuldig en transparant implementatietraject. Het fonds moet het implementatieplan uiterlijk 12 maanden voor de beoogde transitiedatum indienen bij DNB. Dit is volgend volgens de huidige planning op 31 december 2025. 

Tot slot startte we in 2024 de volgende activiteiten, die in 2025 hun vervolg krijgen:

  • Samen met cao-partijen werken we de regeling uit het transitieplan uit in een pensioenreglement.
  • Uitvoeren van het project Ketenintegratie. Dit project heeft tot doel om tot eenduidige afspraken tussen fonds en de belangrijkste uitbestedingspartijen van het fonds, over de benodigde informatiestromen en onderlinge verantwoordelijkheden voor uitvoering van de solidaire premieregeling. 
  • Monitoring door het fonds van de voortgang van de implementatie van de Wtp bij uitbestedingspartijen. Dit heeft als doel knelpunten tijdig te onderkennen en op te lossen maar ook om tijdig voor te kunnen sorteren op kostenbeheersing.

Gebleken is dat de afstemmingen met de cao-partijen meer tijd nodig hebben. Tijdens het gezamenlijke proces zijn uiteenlopende zienswijzen naar voren gekomen vanuit het fonds en cao-partijen over hoe de transitie (met name de inzet van het vermogen bij invaren) zo evenwichtig mogelijk vorm te geven. Er zijn hierbij nog verschillen te overbruggen. Het overleg met cao-partijen hierover loopt door in 2025. Met oog op de voorgenomen transitiedatum is de risicobeoordeling van dit proces als zorgwekkend aangemerkt. Het bestuur heeft er vertrouwen in dat de doorlopende afstemmingen met de cao-partijen tot een evenwichtige transitie leidt waarin alle partijen zich kunnen vinden.

Op onze website hebben we een themapagina over het nieuwe pensioenstelsel (www.uwvpensioen.nl/nieuw-pensioenstelsel). Daar is alle informatie te vinden over de status van het Wtp proces. Verder informeren we via digitale nieuwsbrieven, mailings en webinars.

Transitie-FTK

Vanaf 1 juli 2023 geldt er een nieuwe overgangswet voor pensioenfondsen: het transitie-FTK. Deze wet hoort bij de Wet toekomst pensioenen (Wtp). Het transitie-FTK bepaalt wat een pensioenfonds moet doen als de dekkingsgraad bij de overgang naar het nieuwe pensioenstelsel te laag is. Pensioenfondsen mogen zelf kiezen of ze gebruik maken van deze overgangswet.

In het voorjaar van 2024 heeft het bestuur van het pensioenfonds goed gekeken naar de voordelen en nadelen van het transitie-FTK. Na deze afweging heeft het bestuur besloten om er in 2024 nog geen gebruik van te maken. In 2025 kijkt het bestuur opnieuw of het transitie-FTK dan wel gebruikt zal worden.

Datakwaliteit

Volgens de wet moet het pensioenfonds bewijzen dat de kwaliteit van gegevens voor, tijdens en na de overgang goed is geregeld. Hoewel het pensioenfonds altijd veel aandacht besteedt aan juiste en volledige gegevens in de pensioenadministratie, zijn er extra acties uitgevoerd om dit duidelijk te maken en te verbeteren. Hierbij gebruiken we het Kader Datakwaliteit van de Pensioenfederatie als hulpmiddel. In 2024 hebben we het volgende gedaan:

  • Het databeleid bijgewerkt en bepaald welke risico's het bestuur accepteert voor kwaliteit van de pensioengegevens.
  • We hebben onderzocht welke belangrijke gegevens een risico vormen bij het berekenen van de pensioenbedragen en deze beoordeeld.
  • Gecontroleerd welke maatregelen er al zijn om de gegevens goed te beheren.
  • We hebben risicogroepen bepaald en deelnemers geselecteerd voor het uitvoeren van steekproeven.
  • Analyses en steekproeven uitgevoerd om de kwaliteit van gegevens te controleren.

Begin 2025 heeft het bestuur een plan goedgekeurd om de datakwaliteit te verbeteren. Dit plan wordt in 2025 uitgevoerd en bevat:

  • Extra werkzaamheden om gegevens te controleren en waar nodig te verbeteren.
  • Maatregelen om te zorgen dat de kwaliteit van gegevens goed blijft tot de overgang.

In 2024 waren verschillende specialisten (sleutelfunctiehouders risicobeheer, actuarieel en interne audit) betrokken bij deze acties. Zij hebben hierover hun mening aan het bestuur gegeven.

We hebben in 2024 een externe accountant gevraagd om de kwaliteit van onze gegevens te onderzoeken. De accountant werkt volgens een standaard aanpak (werkprogramma Datakwaliteit – Wtp) van accountants (NBA) en IT-auditors (NOREA). Het rapport van de accountant is in 2025 ontvangen. Op basis van de conclusie in dit rapport heeft het bestuur beoordeeld dat de datakwaliteit van voldoende niveau is om op de beoogde transitiedatum tot invaren over te kunnen gaan.

1.5.2 Uitkering van een deel van het pensioenvermogen ineens

​1.5.2 Uitkering van een deel van het pensioenvermogen ineens

Het is de bedoeling dat deelnemers die met pensioen gaan, straks maximaal 10 procent van de waarde van hun pensioen als bedrag ineens kunnen laten uitkeren. De wetgeving hiervoor is al verschillende keren uitgesteld. In het wetsvoorstel staat dat deelnemers alleen bij pensioeningang een bedrag ineens kunnen laten uitkeren. Een wetswijziging moet nu mogelijk maken dat dit ook in de maand januari ná de pensioeningang kan. Het was de bedoeling dat de mogelijkheid om een bedrag ineens op te nemen, vanaf 1 juli 2024 zou ingaan. Deze datum is politiek niet haalbaar gebleken. De Tweede Kamer heeft op 8 oktober 2024 ingestemd met het wetsvoorstel. Het wetsvoorstel moet echter nog worden goedgekeurd door de Eerste Kamer. De datum van invoering is voorlopig  1 juli 2026.

In 2024 zijn wij verdergegaan met de voorbereidingen om onze processen, administratie en communicatie aan te passen voor de uitkering van een bedrag ineens. Aan het eind van 2024 zijn alle voorbereidingen in systemen en communicatie getroffen voor het moment dat het wetsvoorstel ingaat.

1.5.3 Digital Operational Resilience Act

​1.5.3 Digital Operational Resilience Act

Met ingang van 17 januari 2023 is de Europese verordening ‘Digital Operational Resilience Act’ (DORA) van kracht geworden. Deze verordening heeft als doel om op uniforme wijze binnen de (Europese) financiële sector de digitale operationele weerbaarheid te verhogen. Instellingen hebben twee jaar de tijd om zich voor te bereiden om vanaf 17 januari 2025 aantoonbaar te voldoen aan de vereisten van DORA. De afgelopen jaren waren reeds diverse richtlijnen vanuit nationaal en Europees niveau van kracht, zoals de DNB Good Practice Informatiebeveiliging en verschillende uitbestedingsrichtlijnen. Met het voldoen aan die richtlijnen is al deels invulling gegeven aan de DORA-vereisten. De focus ligt zodoende op het invulling geven aan de aanvullende vereisten.

In 2024 voerde  het pensioenfonds een impactanalyse uit. Hierbij zijn ook de relevante onderuitbestedingen meegenomen. Vervolgens heeft het fonds maatregelen getroffen om de belangrijkste risico’s te beheersen. Het incidenten-register, -beleid en -meldingsprocessen met de uitvoerders zijn in lijn met DORA aangepast. Ook het informatieregister (overzicht met de relevante (onder-)uitbestedingen) is opgesteld.

Per 17 januari 2025 is het fonds nog niet volledig DORA-compliant. De Nederlandsche Bank (DNB) is hierover geïnformeerd. Het fonds heeft aangegeven uiterlijk aan het einde van het eerste kwartaal van 2025 volledig te zullen voldoen aan de DORA-regelgeving. De benodigde aanpassingen in beleidsdocumenten en de afronding van het addendum op het contract met de pensioenuitvoeringsorganisatie – ter implementatie van de DORA-wet- en regelgeving – zijn gepland voor afronding in het eerste kwartaal van 2025. Aan het einde van Q1 2025 heeft het fonds de resterende werkzaamheden afgerond en voldoet het volledig aan de DORA-vereisten.

Versie: v8.2.35

Software voor digital-first corporate reporting

Creëer op efficiënte wijze publicaties die impact maken

Met iwink.report maak je publicaties op een eenvoudige en efficiënte manier. Je bespaart tijd, fouten en stress. Vanuit één plek publiceer je naar een volwaardige webversie, PDF en iXBRL-bestand. Zo geef je lezers de best mogelijke ervaring.

Meer over iwink.report